“Oude mensen zijn zo negatief”, zegt mijn tienerzoon. Ik knik. Hij mag nog leren om iets minder te generaliseren, maar in de basis is het wel waar.
Zijn opmerking volgt op mijn uiteenzetting over het familiekerstdiner. Sinds een paar jaar verdelen wij onderling de gangen: mijn ouders het hoofdgerecht, de kinderen allen een andere gang. Goed geregeld, zou je zeggen, ware het niet dat ze als haviken over onze schouders meekijken naar de manier waarop we een en ander uitvoeren.