Persoonlijk Verhaal

'Vertrouwen: dat is het kernwoord in de strijd tegen jaloezie. En dan natuurlijk vooral in jezelf'

Hoe graag ze er ook vanaf wil, in werk, vriendschappen en liefde komt schrijfster Anna van Paag (55) telkens weer die ene lelijke, hardnekkige emotie tegen: jaloezie.

T. is een collega, ik ken haar al jaren. Ooit kwamen we elkaar tegen op een snoepreisje voor schrijvers. “Ik wil van jou leren”, zei ze tegen me. Dat snapte ik, want ik verkocht een stuk meer boeken dan zij en over mijn werk werd in de krant geschreven. De jaren daarop hielp ik T. regelmatig met haar verhalen en steunde ik haar zo goed mogelijk. “Je werkt zo hard”, zei ik tegen haar, “op een dag wordt dat beloond.” Die dag kwam. Ik staarde naar een groot artikel in de krant. T. had een belangrijke prijs gewonnen met haar nieuwe boek. Ineens waren alle schijnwerpers op haar gericht, haar social media ontplofte. En dat terwijl mijn eigen boek, waar ik zo lang en hard aan had gewerkt, op dat moment totaal onopgemerkt was gebleven.

En daar was-ie weer, het groene monster dat bij tijd en wijle z’n nare kop opsteekt. Het klimt op mijn schouder en fluistert: “Jij bent niet meer hip, jij bent over je hoogtepunt heen. Jij stelt niks voor. Maar zij daarentegen … Misschien heb je haar wel een beetje té goed geholpen?” “Ga weg”, zeg ik tegen het monster, “wat hadden we nou afgesproken? Dit jaar zou het klaar zijn met je, je mocht er nooit meer in.” Ik zie me nog staan met oud en nieuw, alles leek ruim en fris. Alleen maar liefde zou ik toelaten in mijn leven, geen onzinnige gedachten meer. En al helemaal niet dat smerige groene monster dat in mijn leven al genoeg had verpest.

Jaloezie hoort bij jong zijn, bij onzeker zijn, niet bij een sterke vrouw die het geluk omarmt. Maar nu ik daar zit te lezen over T. en haar prijs, voel ik me Al Pacino in de film The Godfather wanneer hij verzucht: ‘Just when I thought I was out, they pull mijn back in’ (denk hier het theatrale armgebaar bij en ook de verbeten stem). Bij jaloers denk je natuurlijk in eerste instantie aan de liefde. Daar ben ik ook nogal dramatisch in. Om in Godfather-scènes te blijven: stel je een discotheek voor, allemaal jonge mensen, net uit huis. We waren met een groep aan het dansen. Na een tijdje vond ik het wel heel lang duren voor mijn toenmalige vriend terugkwam van de wc en besloot ik hem te gaan zoeken. Uiteindelijk vond ik hem in de kelder, waar een soort bar was. Daar zat hij, maar hij was niet alleen. Aan tafel zat ook een bloedmooie meid, hij zette net een drankje voor haar neer. “Hé”, lachten ze allebei schaapachtig. Ik wachtte geen moment en greep mijn vriend bij de arm, sleurde hem mee. “We gaan nu dansen”, schreeuwde ik. Het drankje viel uit zijn handen, golfde over het meisje heen. Mijn vriend lachte nog even verontschuldigend naar haar en zei toen tegen mij: “Ze zei juist dat ze vond dat ik zo’n leuke vriendin had.” Wat me nog woedender maakte, want jong als ik was snapte ik al alles van het raffinement van vrouwen. Lekker een beetje slijmen over die vriendin en dan toehappen, ja, zo kon je mijn vriend wel verleiden natuurlijk. Zeker in combinatie met die prachtige benen onder dat veel te korte rokje. Ik kan mijn smeulende woede van dat moment nog steeds voelen, al lach ik er inmiddels ook smakelijk om. Bij zo’n eerste vriendje is alles nog schattig. Maar mag ik hier handen zien van wie nooit jaloers is geweest in de liefde? Wie is er niet ooit een keer gevallen voor die foute maar o zo verleidelijke man? Die man van wie je eigenlijk bij voorbaat al weet dat hij een player is? Dat je wakker ligt in bed en alleen maar beelden ziet? De popmuziek zit vol met getergde jaloezieliedjes. I want to know the things you do that we did too. I want to hear he pleases you more than I do van Elvis Costello. Of Now they’re going to bed. And my stomach is sick. And it’s all in my head. But she’s touching his chest. Now he takes of her dress van The Killers. Als deze gedachten door je hoofd razen – en dat is meestal ’s nachts – dan bén je het monster en het monster is jou.
Gelukkig werd ik vanzelf ouder en wijzer en leerde ik mijn jaloezie in de liefde hanteerbaar maken. De relaties werden rustiger, exclusiever. Jaloezie was kinderachtig. Toch moest ik af en toe even het mooie liedje van Adèle Bloemendaal opzetten, het mocht ook in de versie van Paul de Leeuw: En ik moet mezelf genezen van de jaloezie/ En mezelf genezen van de utopie/ Van het altijd en eeuwig hand in hand samenzijn/ Het eeuwig samenzijn. Vertrouwen is de basis van een goede relatie, sprak ik mezelf ernstig toe. En het lukte. Ik trouwde, verloor mezelf in het moederschap, kwam weer boven, en daar was mijn man nog gewoon. En hij vond mij – mij! – geweldig. Ik keek nooit op zijn telefoon, zelfs al zag ik hem wel eens knipogen naar andere vrouwen. En meer. Flirten hoorde nou eenmaal bij hem, en bij mij. Maar monogamie en loyaliteit waren mijn houvast. Totdat ze het niet meer waren, maar dat is een ander verhaal. Er kwam een scheiding en een nieuwe vrouw bij mijn ex in huis. Prima, ik was blij voor hem, gunde hem en mij een nieuw liefdesleven. En dat die nieuwe vrouw mijn kinderen ook liefdevol tegemoet trad, was alleen maar fijn. Toch? En dat ze goed kon koken ook. “Grappig”, zei mijn dochter toen ik haar een feestelijk gerecht voorschotelde, “dat maakte papa’s vriendin gisteren ook.” Zeker grappig, lachte ik een beetje beteuterd.
De nieuwe vriendin ging ook op vakantie met mijn ex en de kinderen mochten mee. Prachtige reizen waren dat, naar verre oorden, iets wat ik me op dat moment niet kon veroorloven. Ik keek naar de foto’s en … aha. Daar was het monster weer. Het fluisterde: “Moet jíj daar eigenlijk niet staan? Moet jij niet degene zijn die de eerste cocktails drinkt met je dochter, in plaats van die andere vrouw?” Gelukkig kon ik er beter mee omgaan nu. Want het bleek dat het diepgewortelde vertrouwen in de liefde tussen mij en mijn kinderen het monster op afstand hield. “Ik heb ze gebaard”, zei ik tegen hem, “ik hou – met hun vader – meer van ze dan wie dan ook. Dus wat ze verder ook doen en met wie, dat maakt niet uit. Het is geen wedstrijd.” En het werkte. Eindelijk had ik een manier gevonden om met het monster om te gaan: door rustig en vanuit mijn hart tegen hem te praten.

Toch bleef het monster meekijken naar dat andere gezin. Soms gromde het in de verte. Als mijn kind ziek was bijvoorbeeld en de nieuwe vrouw des huizes precies op de goede manier voor haar zorgde. Of als er leuke etentjes waren met de hele schoonfamilie bij elkaar. “Ssst”, zei ik dan tegen het monster. “Je weet toch …” En dan ging het wel weer. Soms mocht ik gewoon even vol zelfmedelijden huilen van mezelf, of iemand uitschelden die er niks mee te maken had. Een uurtje of zo. Daarna ging ik iets leuks doen, een nieuw bloesje kopen of naar de nagelstylist. Daar had ik immers de tijd voor, nu ik niet voor mijn zieke kind hoefde te zorgen. Vertrouwen. Dat is het kernwoord in de strijd tegen jaloezie. En dan natuurlijk vooral vertrouwen in jezelf. Ik kan daar lange therapiesessies op loslaten. Dat mijn vader altijd hoge eisen stelde en dat ik daar, als oudste, altijd heel erg aan wilde voldoen. Dat het desondanks toch vaak niet goed genoeg voelde. Dat ik de best mogelijke dochter moest zijn, de beste schrijver, de meest perfecte versie van mezelf, ook in de liefde. “Er was bij jullie thuis altijd zo weinig ruimte om te mislukken”, zei een vriendin een keer. Dat was wel een eyeopener. Alleen al door me dat te realiseren, gaat het zoveel beter. Het voelt fijn om anderen iets te gunnen, zoals die vriendin haar prijs. Heb ik haar wel genoeg gefeliciteerd? Gauw doen! Het monster kijkt toe, zegt niks. Totdat de volgende test zich aandient. Het gaat wederom over de liefde en ik knal er keihard in. Mijn huidige vriend is iemand die niet flirt met anderen, die aan mij helemaal genoeg heeft, hoera. Maar hij heeft natuurlijk wel exen. En omdat hij zo’n deugende, vrouwvriendelijke man is, is hij met allemaal nog bevriend. Ik heb hem zelfs een keer horen zeggen dat het hem gezellig lijkt om een keer te eten met al zijn exen bij elkaar. Daar lachte ik toen vrolijk om. Maar onlangs kwam ik bij hem binnen tijdens een of ander etentje met een oude vriendengroep, waar zijn laatste ex ook deel van uitmaakt. Prima natuurlijk. Tot ik zag dat die vrouw op mijn plek aan tafel zat, waar ze luidkeels grapjes maakte, helemaal in haar element. Ik voelde me ter plekke verschrompelen, plofte zwijgend in een hoekje met mijn telefoon. “Je vond het niet zo leuk hè, om mijn ex tegen te komen”, merkte mijn vriend later op. “Klopt”, antwoordde ik. En daar had ik het bij kunnen laten. Maar het groene monster wurmde zich tussen mijn vriend en mij en begon z’n gal te spuwen en allerlei hards, onaardigs te zeggen over die vrouw. Allemaal onzinnige dingen waar zij niks aan kon doen en die misschien niet eens waar waren of alleen in mijn hoofd – ze had nog wel zo uitnodigend naar me gelachen. Het duurde even voor ik mijn vriend weer vrolijk kon zoenen, zo vies smaakt gal. Van schrik was ik hem ook een moment minder leuk gaan vinden, alsof al het lelijke dat ik over zijn ex zei ook op hem afstraalde. Weg was mijn serene stemming van oud en nieuw, weg was de vrouw die alleen nog maar ruimte in haar leven zou hebben voor liefde en zachte gedachten. Misschien moet ik me er maar mee verzoenen. Dat ik nou eenmaal nogal jaloers ben aangelegd. Sorry vrienden, sorry collega’s, het monster ben ik soms zelf. Loop dan weg, lach me uit, neem me geen seconde serieus. En help me om erom te kunnen lachen.

Dit artikel verscheen eerder in LINDA.

TRENDING