Op vakantie gaan met kinderen is totaal overrated, besluit Carolien Spaans, nadat ze voor de zoveelste dag op rij duizend keer met haar zoon de waterglijbaan is afgeroetsjt.
Het dieptepunt van onze zomervakantie – Turkije, all-inclusive, elke dag een verzengende 45 graden die elke wil tot leven wegsmelt – komt als we na de lunch weer het zwembad in willen, maar dat niet mogen. Onze grofweg duizend medegasten, ’s ochtends vroeg toch altijd erg actief met hun gesprint naar de beste strandbedjes, staan nu als makke schapen langs de kant, terwijl de lifeguards met verbeten gezichten heen en weer rennen. “What is wrong?”, vraag ik aan de vrouw naast me, biddend dat er geen kind verdronken is.
Zo erg is het niet: “Jemand hat ins Wasser gekackt.” “Scheisse”, zeg ik, zelf vind ik dat best ad rem en nog vriendelijk ook, omdat ik in háár moedertaal een grapje maak terwijl ik al de hele vakantie knettergek word van dat chronische Duits. Duitse cocktailmenu’s, Duitse animatie, Duitse kinderbegeleiding, waardoor mijn zesjarige zoon niks wil doen “Want mama, ik versta ze niet!”, terwijl dat toch het hele idee is van deze trip: Lukie een paar uur per dag parkeren zodat ik eindelijk eens een boek kan lezen. In plaats daarvan is het alleen maar kinderdisco met Duitse liedjes (‘Und ich fliege, fliege, fliege wie ein Drachen, Fühle mich stark, stark, stark wie ein Tiger lalalalaaa’) en Türkische Spezialitäten en nu ook nog Kacke, vást geloosd door een Duits kind. De Duitse vrouw glimlacht niet eens, dus ik mompel heel kinderachtig iets passiefagressiefs en sleep Lukie weg bij de massa.
“Volgend jaar gaan we het heel anders doen”, zeg ik bij het avondeten tegen mijn teleurgestelde kind, want het zwembad bleef de rest van de middag gesloten, de drol liet zich kennelijk lastig vangen of was inmiddels afgebroken in duizend gezonken stukjes. Die avond, als mijn zoon slaapt en ik op het balkon lusteloos geniet van de veel koelere 41 graden, fantaseer ik over een vakantie die ík graag zou willen. Sowieso eentje zonder de directe stress bij het wakker worden, want niet op tijd je handdoek neerleggen zou een plek in de zon betekenen – we hebben huidtype 1 – of nog erger: op de gloeiendhete stenen. Voorts droom ik over de voertaal Engels, lekker. Ik wil niet meer lastiggevallen worden door andermans kinderen, met hun snot en knoeierige eten, dat vind ik vies om naar te kijken als ik vrij ben en bovendien heb ik die rampzalige eerste jaren al achter de rug, thankyouverymuch.
Wat me bij mijn allergrootste wens brengt: een vakantie helemáál zonder kinderen, inclusief die van mezelf, net als vroeger. Uren in mijn eentje slenteren door vreemde steden. Naar verborgen eettentjes en daar verrast worden door dingen die niet uit de frituur komen en daarna uren in stalen bakken liggen te verleppen. Uitslapen en baantjes trekken zonder kind op mijn rug of een opblaasprojectiel in de handen, gewoon zwémmen. En niet meer van de waterglijbaan af, duizend keer per dag. Want dat maakt Lukie het allergelukkigst, zittend op schoot of tussen mijn benen, zodat hij geen last heeft van die randjes, tak, tak, tak, die niet alleen mijn ruggengraat, maar ook mijn peperdure badpak vernachelen (ik zag laatst, goddank net voordat het zou scheuren, dat het zitvlak van mijn badpak zo dun als een boterhamzakje was geworden). Lang vliegen kan dan ook opeens weer, bedenk ik op dat balkon, niet per se een liefhebberij van me, maar opeens wel weer een mógelijkheid, eentje die me bovendien verder brengt dan de Middellandse Zee.
En ja, zonder mijn zoon dus. Zodat ik geen vakantie na onze vakantie meer nodig heb, qua bijkomen. Dat klinkt onaardig, maar ik ben een alleenstaande moeder en heb maar één kind, waardoor wij de hele tijd op elkaar zijn aangewezen. Geen broertje, zusje of vader met wie hij van die glijbanen kan, geen wederhelft met wie ik na bedtijd kan klagen over asociale medereizigers. Die me voor vertrek helpt met het inpakken van de koffers, zodat ik niet volstrekt afgedraaid aankom op de plaats van bestemming. Alleen mijn zoon en ik betekent dat ik alleen met hem kan praten, als ik geen kracht heb om ter plekke vrienden te maken. En we hebben helaas, ondanks onze zeer hechte band, weinig gemeenschappelijke interesses. Ik wil praten over slechte datingshows op Netflix en het leven, hij over Pokémon en die verrekte glijbanen: “En toen ging de bocht zooo, en dan een stukje naar beneden en toen weer een bocht. Die vond ik het leukst. Of nee, ik vergeet de blauwwitte glijbaan mama, mama luister nou.”
Toen ik zijn leeftijd had, waren mijn broer en ik simpelweg het slachtoffer van mijn ouders’ vakantiewensen. Dat betekende kastelen, musea en heel veel opgravingen; oftewel schilderijen uit vijftien zoveel, eindeloos trappenlopen en loeren naar stukken steen die scheef in het zand hingen. Wij keken op veel vakantiefoto’s murw of chagrijnig, hangend op kanon nummer tachtig of wegwaaiend in een Griekse bries. We kampeerden in verregende bergen en aten ravioli uit blik op die verrekt oncomfortabele campingstoeltjes. Ik was toen ook altijd wagenziek en zat nog uren na aankomst miserabel te wezen met een plastic zak tussen mijn benen. Mijn vader hield van wandelen in de bergen en mijn moeder hield van mijn vader, dus zo ging dat. Verschrikkelijk, maar achteraf prijs ik die twee dat ze lak hadden aan onze wensen en verlangens: een zwembad, doen waar wíj zin in hadden. Dat kwam pas toen ik twaalf was, we waren in Spanje in een huisje met een eigen zwembad. Ik ben twee weken dat water niet uit geweest, oefenend op de dubbele koprol en handstand. Ik droom nog weleens over die vakantie, die kennelijk zo’n indruk heeft gemaakt dat ik in die dromen kan ademhalen onder water. Nee, mijn ouders kozen voor zichzelf, voor hun verdiende rust tussen het harde werken en zorgen door. En ze hadden volstrekt gelijk.
Misschien ligt het aan ons als huidige generatie ouders, of aan mij als moeder met eeuwige compensatiedrang omdat mijn zoon het zonder zijn overleden vader moet stellen, maar ik zie hoe dan ook een hoop afgepeigerde vaders en moeders passeren in die zes weken zomervrij. Natuurlijk zitten er mensen tussen die oprecht genieten van hutjemutje liggen tussen hun soortgenoten, de hele dag eten en drinken omdat het ‘gratis’ is, die hun innerlijke kind voelen ontwaken en met oprecht plezier van de kant op opblaasdonuts duiken. Maar ik vermoed dat een groter deel ’s avonds ook fantaseert over een andere vakantie invulling, al is het maar een weekje of desnoods een weekend, waarin het eigen plezier weer voorop wordt gesteld.
Exclusief voor
LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar