Achtergrond

'Als je elke stoeptegel van rubber maakt zodat ze zich niet bezeren, creëer je kinderen die van elke tegenslag van slag zijn'

Somber, angstig en gestrest: het gaat niet goed met onze jongeren. De oorzaken zijn gemakkelijk aan te wijzen: corona, sociale media, prestatiedruk op school. Maar ook thuis is er winst te behalen.

Op het eerste oog heeft Bastiaan, de negentienjarige zoon van Esther, alles mee. Hij is lang, gespierd, niet onknap. Heeft al vanaf zijn vijftiende een grote vriendenkring en klust in de winter bij als skileraar in Oostenrijk. Hij had bovendien mazzel: hij werd al de eerste keer ingeloot voor zijn studie Geneeskunde en vond ook nog een studentenwoning in Utrecht. Alleen woont hij daar niet, en heeft hij nog geen enkel college bijgewoond. Bastiaan verblijft al maanden op de zolderkamer bij zijn moeder. Hij komt amper de deur uit. Gevalletje burn-out vanwege de recente scheiding van zijn ouders, zegt de haptonoom die hij bezocht. Zijn moeder vermoedt een depressie, maar krijgt hem niet naar een psycholoog. Hij is niet gek, zegt Bastiaan. Maar waarom hij zich zo down en ongelukkig voelt, weet ook hij niet. 

Bastiaan is niet de enige. Volgens recent onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut (JNi) ervaart ruim een derde van alle jongeren angst, somberte, prikkelbaarheid of stress, maar ontvangt slechts één op de zeven psychische hulp. Uit cijfers van de ggz (geestelijke gezondheidszorg) blijkt dat maar liefst een op de vier jongeren kampt met mentale problemen en dat aantal neemt toe. Nog een verontrustend feit: zelfmoord is de belangrijkste doodsoorzaak onder 15- tot 29-jarigen. Al met al zorgwekkende getallen die vragen om uitleg, maar nog sterker om een oplossing. 

Psychiater Floortje Scheepers is hoogleraar Innovatie in de ggz aan het Universitair Medisch Centrum in Utrecht en auteur van het boek Mensen zijn ingewikkeld. Waarom een aantal van onze kinderen zo in de knoop is geraakt, heeft meerdere oorzaken, zegt ze. Volgens haar ligt daar een complex samenspel van factoren aan ten grondslag. Als eerste noemt ze, niet geheel verrassend, de (naweeën van de) corona- epidemie. Een cruciale fase waarin jongeren niet naar school mochten, geen sociale contacten konden onderhouden en zich eenzaam voelden. Statistiekbureau CBS constateerde in juli 2022 al dat de mentale gezondheid van scholieren was verslechterd als gevolg van coronamaatregelen als lockdowns en de sluiting van scholen. Maar nu de coronapandemie alweer ruim twee jaar achter ons ligt, zijn hun neerslachtige gevoelens niet verdwenen. Zeker niet bij meisjes. De Universiteit Utrecht en het Trimbos-instituut ondervroegen in 2023 voor het onderzoek Jong na corona bijna vijfduizend scholieren. Bijna de helft van alle ondervraagde meisjes zegt sinds die periode aandachtsproblemen te hebben. 

Begin 2021 besteedde LINDA. al aandacht aan de gevolgen van de coronamaatregelen op studenten. Zes jongeren kwamen aan het woord. Kayley van Rossum (destijds 21) was een van hen. Drie jaar later blikt ze terug op die tijd en het effect op haar leven vandaag: “Als ik terugdenk aan die periode word ik letterlijk naar. Het voelt alsof de tijd heeft stilgestaan, maar we wel met z’n allen ouder zijn geworden. Alsof er een gat is geweest. Juist in mijn ‘piekjaren’ heb ik op sociaal vlak veel gemist. Doodzonde. Daarnaast is er een angst in mij ontstaan over mijn toekomst, die eigenlijk niet meer is weggegaan. Toen alles weer een beetje mocht, hield ik lang het gevoel dat dat nog steeds niet kon. Voorheen deed ik dingen zonder na te denken, nu ben ik mij overal bewust van. En dat maakt me regelmatig somber. Het is gewoonweg een moeilijke tijd geweest waarin jong zijn niet mogelijk was.”

Ook literatuuronderzoek van het RIVM bevestigt dat jongeren hard geraakt zijn door de coronapandemie. Hoewel de klachten tijdens de versoepelingen van de maatregelen verminderden, herstelde de mentale gezondheid van de jongeren niet helemaal. Het is nog niet bekend hoe dit zich op langere termijn ontwikkelt.

Een ander pijnpunt, volgens Floortje Scheepers, is de druk die de samenleving legt op schoolprestaties. Alles draait om scoren, meten, testen. Op de lagere en middelbare school krijg je flink wat om de oren als het gaat om het in kaart brengen van jouw intellect: Cito-toetsen, leerlingvolgsysteem (LVS), methode-, voortgangs-, eind- en examentoetsen, intelligentie- en diagnostische testen. Met als gevolg een enorme prestatiedruk bij steeds jongere kinderen. “Vroeger werd er pas vanaf de zesde klas getest, nu zijn er al toetsen in groep drie. Haal je slechte cijfers? Dan moeten die het liefst snel opgekrikt worden, om niet achter te blijven bij de rest.”

Volgens het CBS krijgt inmiddels al een kwart van alle basisschoolleerlingen betaalde bijles. Ouders zijn blijkbaar doodsbang dat hun kind niet meekomt of, nog erger, geen advies voor havo of hoger haalt. Uit representatief onderzoek van DUO Onderwijsonderzoek & Advies blijkt dat 55 procent van de ouders vanwege een te laag ingeschat schooladvies voor hun kind gaat klagen bij de leerkracht. Vaak met resultaat: 89 procent van de brugklasdocenten zegt dat zij – mede door die opstandige ouders – leerlingen treffen die op een te hoog onderwijsniveau zijn geplaatst. Scheepers noemt die focus op schoolprestaties en een zo hoog mogelijk onderwijsniveau een zorgelijke ontwikkeling: “We hebben als samenleving een grote behoefte aan creativiteit en mensen die wat kunnen. Computers snellen ons voorbij in intelligentie. Door AI verschuift de noodzaak van een vooral cognitief gedreven technocratische maatschappij naar een creatieve. We kunnen het qua individuele intelligentie nooit winnen, maar als mens kunnen we AI wel overtroeven door samen te werken vanuit verschillende perspectieven. En door onze gave om ons razendsnel te kunnen aanpassen aan onverwachte wendingen. Er zijn weliswaar alternatieve toetssystemen op de markt, maar jammer genoeg houden veel scholen desondanks vast aan het eenzijdige meten door bijvoorbeeld de cognitieve Cito. Terwijl we veel meer behoefte hebben aan sociale en praktische kennis.”

Dat beaamt ook Larissa. Het verschil tussen haar twee dochters Lieke (19) en Emma (13) kan haast niet groter: de oudste slaagde cum laude voor haar vwo-examen en doet nu twee studies tegelijk. De jongste is gediagnosticeerd met dyslexie en heeft moeite met vmbo-basis. Maar als het om sociale intelligentie gaat, is zij veel slimmer dan haar grote zus. Larissa: “We hebben een eigen bedrijf in woninginrichting. Als ik een opening heb of een evenement, laat ik Emma met hapjes rondgaan. Ze heeft een natuurlijke flair, kan fantastisch omgaan met klanten en iedereen vindt haar spontaan. Lieke is juist mensenschuw en blijft liever in de coulissen. Volgens de buitenwereld – en mijn familie – heeft Lieke het met haar goede hersens ‘beter’ gedaan. Maar ze worstelt met de druk en stress die hangt om het studeren. Als het om geluk gaat en perspectieven voor de toekomst, verwacht ik dat mijn jongste dochter een makkelijker leven zal hebben dan zij.”

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN