![](https://www.linda.nl/lindanl-assets/uploads/2025/01/28104543/Header_Persoonlijk_verhaal_L248.png)
Als haar dochter gaat studeren, ziet Isa (49) haar aftakelen. hoe dat komt, is lange tijd een raadsel. Tot die middag: “Ik haalde het huis overhoop en vond tweehonderd coke-envelopjes.”
“BUITEN ADEM KWAM IK AAN BIJ HET pandjeshuis: was er misschien onlangs een knap blond meisje geweest dat een gouden armband had ingebracht? Na even zoeken pakte de eigenaar een zak vol goud dat binnenkort zou worden omgesmolten, schudde de inhoud op de toonbank en jawel: daar lag oma’s armband. Het sieraad dat mijn overleden moeder altijd had gedragen, ik had geërfd en dat op den duur naar Felice zou gaan. Hoe kón ze? De man zei dat ik de armband terug mocht kopen en bij de pinautomaat voelde ik de woede, frustratie en het verdriet door mijn lijf gieren. Om de kilheid van haar daad. Om wat Felice mij had aangedaan, maar ook om wat ik háár had aangedaan. Want om haar te dwingen te vertellen wat er met de armband was gebeurd, had ik haar hand tegen me aangeklemd en één vinger zo ver achterovergedrukt dat ze uiteindelijk kermend de waarheid vertelde. Wat een kutzooi.
Het klinkt stom, maar dat wij met ons gewone, gelukkige gezin te maken zouden krijgen met een verslaafd kind – dat had ik niet zien aankomen. Mijn man Marc en ik zijn al decennia samen. We werken beiden als zelfstandig ondernemer en hebben drie mooie kinderen van veertien, zeventien en 21. Felice is de oudste: een nieuwsgierig meisje, altijd al dol op experimenteren, dat dwars tegen ons drankverbod inging. Als we het over drugs hadden, zei ze achteloos dat ze weleens een pilletje nam, maar dat het haar niet boeide. Dat vond ik niet gek. Ik heb nooit drugs gebruikt en drink nauwelijks. Misschien omdat ik altijd op hoog niveau gesport heb. ‘Mama bleu’, was ik. Maar ook die heeft voelsprieten.
Dat er iets niet pluis was, kreeg ik aan het eind van Felice’ eerste studiejaar in Leiden in de smiezen. Ze huurde er een peperdure kamer bij een vriendin aan de gracht. Naast haar studie werkte ze in de horeca en uiteraard sprongen we bij. Maar steeds vaker kregen we van die vriendin te horen dat de huur niet betaald was. En vroeg Felice ons haar boodschappengeld vlugger over te maken. Ze had er altijd een verklaring voor, net als voor de tikkies die ons om de oren vlogen. Het liep zo de spuigaten uit, dat we besloten te stoppen met betalen. Felice kwam weer thuis wonen, al was ze nog vaak in Leiden vanwege haar studie, baantje en sociale leven. Het viel me op dat ze dunner werd, wat vreemd was, aangezien ik haar wel gewoon zag eten. Als ik ernaar vroeg, wuifde ze het weg: ze had het druk, vergat vaak te eten en ze was eigenlijk wel blij dat ze nu zo mooi dun was. Daarnaast viel het me op dat ze vaak gejaagd deed en ongecontroleerd bewoog.
Op een nacht werd ik gebeld: Felice lag in het ziekenhuis. Marc en ik haastten ons naar Leiden en daar lag ze, aan het zuurstof, helemaal out. Ze had vijf epileptische aanvallen gehad. Een halfjaar eerder had ze er uit het niets al één gehad, een goede vriendin was daar goddank bij geweest. Omdat de artsen me niets wilden vertellen – Felice was immers boven de achttien – besloot ik die vriendin te bellen. Zij zei dat Felice voor die eerste aanval twee hele etmalen wakker was geweest. ‘Had ze soms cocaïne gebruikt?’, vroeg ik. Het kwartje viel met een harde klap. Inmiddels was een arts aan haar bed verschenen. Ik zei tegen hem dat ik vermoedde dat er coke in het spel was: kon dat de oorzaak zijn? Hij antwoordde bevestigend. Ik belde alle oude schoolvriendinnen van Felice. Ze vertelden stuk voor stuk dat Felice al maanden zwaar verslaafd was. Dat ze loog en bedroog, schulden had bij jan en alleman, inclusief een flink aantal dealers.
Eenmaal thuis, toen Felice lag te slapen, pakte ik haar telefoon. In haar WhatsApp stonden de raarste namen: Wit7, Seppiecoke, Lalasneeuw – met berichten die er niet om logen. ‘Kutwijf, je gaat nu betalen’ was nog een milde. Plotseling ging haar telefoon. Ik nam op en hoorde: ‘Je hebt iets bij me besteld. Ik wil het geld nu hebben en als we het niet krijgen, komen we het halen. We weten waar jullie wonen.’ Het was de eerste van vele telefoontjes en ja, we betaalden. Dit waren geen frisse jongens en ze kenden ons adres. We waren bang.
Haar studie was einde verhaal, dus verzochten we Felice om een baantje te zoeken. Was ze van huis, dan neusde ik in haar tas, broekzakken en kast en steeds kwam ik kleine, van binnen geplastificeerde envelopjes tegen. Ik googelde: het bleken cocaïne-envelopjes te zijn. Daarna kwam de drugshond in me boven. Ik haalde het hele huis overhoop en vond ze werkelijk overal. Met de P van Peru erop, de C van Colombia, de B van Bolivia of een plaatje van Scarface. Bij een paar stond ook nog ‘enjoy with responsibility’. Totaal krankzinnig. Tweehonderd envelopjes vond ik, elk envelopje vertegenwoordigde een waarde van vijftig euro. Verschrikkelijk. Maar er was ook opluchting: ik was dus niet gek.
We wilden dat Felice naar een afkickkliniek ging. Dat deed ze, voor ons, maar niet langer dan twee weken. Toen ze thuiskwam, stelden we een harde eis: als je gebruikt, vertrek je. Dat gebeurde nog diezelfde dag en toch wezen we haar niet de deur. We probeerden alles om haar van de drugs af te houden, tot opsluiting aan toe. Daarbij zaten Marc en ik bepaald niet op één lijn. Ik vond hem te soft, hij mij te boos. We waren alleen maar branden aan het blussen en er was veel strijd: ‘O, weet jij het beter? Verzin maar een effectievere aanpak dan.’ Er was veel ruzie in huis, tussen Felice en ons, maar ook tussen Marc en mij, wat een enorme wissel trok op zowel ons gezin als op onze relatie. Maar hoe ellendig ook: dit was ons overkomen, we moesten dit samen doen. Dus gingen we steeds opnieuw met elkaar om de tafel en gelukkig lukte het steeds weer om elkaar te vinden. Ondanks onze radeloosheid, het gekloot, het verdriet.
Opnieuw kregen we Felice zover dat ze naar een afkickkliniek ging. Inmiddels was ik via een vriendin bij de Moedige Moeders beland: een stichting van en voor ouders en partners van (ex-)verslaafden, met verstand van zaken. Tijdens een van de bijeenkomsten hoorde ik dat Felice ernstig verslaafd was, omdat ze anders echt niet mijn erfstuk zou hebben verkocht. Twee weken afkicken, liet ik me vertellen, is voor een zwaar verslaafde veel te kort. En na het afkicken is een zogenaamd safehouse een vereiste, een plek waar verslaafden na behandeling veilig en onder begeleiding kunnen herstellen. Maar Felice weigerde om naar zo’n safehouse te gaan en kwam weer thuis. Nog steeds verslaafd, bleek al snel. Weken vol ruzies, gevechten, frustraties en crises volgden. Marc en ik hielden ons alleen maar met Felice bezig. Maar er waren nog twee kinderen die recht hadden op rust, liefde en aandacht. Het ging niet meer. Felice vertrok en wij lieten haar gaan.
PROBEER DE
EERSTE MAAND GRATIS
- Exclusief voor LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar