![](https://www.linda.nl/lindanl-assets/uploads/2025/01/28123924/Header_HI_Havo_L248.png)
Een op de drie basisschoolleerlingen krijgt in groep 8 vmbo-advies, maar voor veel ouders is dat beslist niet wat ze voor hun bloedje voor ogen hadden. “Ik zag moeders bij het adviesgesprek in tranen uitbarsten. Dan zie je zo’n kind voor je ogen verkruimelen.”
MIJN JARENTACHTIG BASISSCHOOL STOND IN een Zuid-Hollands gehucht met twee straten: de voorweg en de achterweg. We zaten met twee, soms drie klassen in een lokaal, zo weinig kinderen waren er. Van de cito-toets en mijn middelbare schooladvies kan ik me niets herinneren. De leerkracht van groep 7 en 8 was tevens de directeur van de school, een alcoholist die zijn drankprobleem deels betaalde met een door ouders bij elkaar gesprokkeld budget voor een nieuwe rekenmethode. Hij was dus waarschijnlijk ook te druk of te bezopen om zich met dat advies enorm bezig te houden.
Ik weet wel nog dat ik een keer door mijn moeder ergens heen werd gereden, waar ik een vrij langdradige middag doorbracht met puzzeltjes maken. Later bleek dit een IQ-test te zijn. Waarom ik die maakte en wat het resultaat was weet ik niet, maar ik ging in elk geval niet naar het gymnasium waar mijn broer zat. Ik begon op een lyceum aan het atheneum, bleef zitten in de derde, ging naar 4 havo waar ik fluitend doorheen fietste – met alle tijd van de wereld om eindeloos in de lampen te hangen. Waarna ik via een omweg alsnog op de universiteit belandde. Ik werd meester in de rechten, somehow. Daarna ging ik kort aan het werk als advocaat. Niets voor mij. Ik vluchtte voor van alles en nog wat naar een tropisch eiland in Midden-Amerika, werd assistent duikinstructeur om een jaartje koraal en gekleurde visjes te kijken en nog meer te feesten. En toen ontdekte ik het schrijven. Klaar. Van het concert des levens, enzovoort en zo verder.
Ik dacht na mijn schooltijd pas weer een keer aan het schooladvies, toen ik als begintwintiger in Amsterdam een tijdje naast een leuk meisje woonde dat van haar moeder geen kapster mocht worden, want dat was zonde van haar vwo-advies. Het kind deed niets liever dan pielen aan andermans haar en ze was er op haar elfde al waanzinnig goed in, maar dat moest ze maar als hobby zien. Dat moeders zelf maandelijks minstens vijfhonderd euro stuksloeg bij een dure kapsalon aan de gracht en haar gestileerde lokken belangrijker vond dan wat dan ook, bracht haar niet op andere gedachten. Goh, dacht ik toen, het is echt een ding kennelijk, dat middelbare schooladvies.
En of dat een ding is, weten we inmiddels. Een op de drie kinderen tussen de twaalf en de zestien voelt regelmatig tot vaak druk om aan eigen of andermans verwachtingen te voldoen, blijkt uit cijfers van het Nationaal Jeugd Instituut (2023). Meisjes hebben er nog meer last van dan jongens: 35 procent van de meisjes ondervindt prestatiedruk, tegen een kwart van de jongens. Wat nog steeds idioot veel is, zeker als je bedenkt dat we het hier over kinderen hebben en niet over ziekenhuisdirecteuren of Tweede Kamerleden.
De problemen beginnen al op de basisschool, waar twintig procent van de Nederlandse leerlingen stress heeft over de Cito’s en het schooladvies. Dat zou ons niet hoeven verbazen. De zintuigen van kinderen staan scherp afgesteld. Ze hebben snel in de gaten hoe belangrijk volwassenen het vinden dat ze goed presteren. Leerkrachten zijn onderdeel van een grotendeels van bovenaf opgelegd systeem, waardoor ze veel waarde moeten hechten aan toetsresultaten, of ze dat nu willen en wenselijk achten of niet. Op de meeste basisscholen worden kinderen permanent bekogeld met overhoringen, metingen en cijfers. In elk geval vanaf de bovenbouw, maar vaak begint de toetsregen al veel eerder.
In het montessorionderwijs en op vrije scholen zal het er misschien wat relaxter aan toegaan, al heb ik begrepen dat veel kinderen zich daar het leplazarus schrikken wanneer ze – na zes jaar macaroni sorteren en dwergen knippen van vilt – aan het eind van de rit ineens óók gewoon die standaardtoetsen voorgeschoteld krijgen, omdat ze toch een advies moeten krijgen.
Ouders worden uiteraard meegebakken in deze hoogspanningsconstructie. En gaan zich daarnaar gedragen – als ze het al niet zelf van huis uit hebben meegekregen. Omdat ze afstammen van een hoogvliegfamilie of omdat ze hun kind kansen gunnen die ze zelf niet kregen. Op de geldberg die Nederlandse ouders uitgeven aan bijles en Citotraining, kan de economie een flink tijdje draaien. Ik denk eigenlijk ook dat op een heleboel basisscholen havo/vwo-adviezen worden uitgedeeld om van het gezeik van ouders af te zijn; ouders die koste wat kost het woord vwo in het advies willen hebben. Hoe het dan verdergaat met zo’n kind, zoeken ze op de middelbare school maar uit. Trouwens, met een sloot bijles krijg je bijna iedereen wel door het vwo heen gemasseerd.
Op de witte Amsterdamse, behoorlijk prestatiegerichte grachtengordelschool waar mijn dochter Kate (nu dertien) zat – we woonden er nu eenmaal naast – zag ik twee type bijlesouders. Zij die er open over waren en zij die net deden alsof ze onbekend waren met het begrip bijles, omdat ze graag wilden dat hun kind werd beschouwd als met-twee-vingers-in-zijn-neus-hoogbegaafd (“Heeft-ie van mij”), maar bij wie meester E. (de meneer die de halve school leek te voorzien van taal- en rekenbijscholing) ook geregeld naar binnen huppelde.
Nu is die school natuurlijk een typisch voorbeeld van een havermelk/hockeyvaders/sowieso-elk-jaar-skiën/expat-tigermoms/met Sinterklaas een dure fiets in je schoen-school. Al zaten er door de ligging in de Jordaan en vlak bij de Staatsliedenbuurt gelukkig ook een paar iets minder extreem bevoorrechte schepseltjes op. De ouders waren over het algemeen hoogopgeleid en wisten hun diploma’s en achtergrond prima te gelde te maken. Veel leerlingen waren vrij snel na het verlaten van de zandtafel en de poppenhoek dan ook gefocust op goede cijfers halen, want een vwo-advies, of in elk geval havo/vwo, was de heilige graal. De school drukte de kinderen natuurlijk formeel op het hart dat er ‘alleen passende adviezen bestaan, geen hoge of lage’, maar ja, Kate zat wel een jaar in de klas bij een juf van wie de leerlingen na elke toets (and there were many) moesten klappen voor het kind dat het hoogste cijfer haalde. De paar kinderen met een vmbo-advies werden in het beste geval meewarig aangekeken door hun klasgenoten. Passend advies in je broekje, zag je ze denken: hoog of laag, daar gaat het om.
In de geweldige documentaireserie Klassen, over de strijd voor gelijke kansen in het onderwijs, krijg je pijnlijk helder de andere kant van het spectrum te zien: kinderen uit achterstandswijken die moeten knokken voor een advies dat ze op waarde schat. Van bijles en Citotraining om zo hoog mogelijk uit te komen is geen sprake.
Interessant dataonderzoek van zowel de Erasmus School of Economics als de Rijksuniversiteit Groningen liet recent zien dat er ook een tweedeling is tussen regio’s: in landelijke gebieden worden kinderen vaker lager ingeschat dan hun stadse leeftijdsgenootjes. Hun advies wordt bovendien minder vaak opgehoogd als de eindtoets daar aanleiding toe geeft. Het gaat hierbij vaak om kinderen van anderhalfverdieners met een middelbare beroepsopleiding en een relatief laag inkomen, werkzaam in beroepen als administratief medewerker of monteur.
PROBEER DE
EERSTE MAAND GRATIS
- Exclusief voor LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar