Achtergrond

‘Juist in landen die minder toeristisch zijn, zijn de mensen ontzettend gastvrij’

Journalist Carolien Spaans is ’n rasechte vakantie-repeater: al drie jaar achtereen vliegt ze met haar zoon naar hun favoriete Spaanse eiland. Gegarandeerd genieten, maar tegelijk behoorlijk saai.

NOU, DAAR ZITTEN WE WEER: IN HETZELFDE HOTEL OP HETZELFDE EILAND, met nog steeds op woensdag Asian night bij het buffet. De saxofonist speelt ook dit jaar eerst Fly me to the moon en pas later We like to move it, move it en kijk, daar zijn Paola en Oscar van het animatieteam weer, hoi ja met ons ook alles muy bien, gracias. Mijn zoon Lucas rent bij aankomst in het hotel meteen naar de vijver met schildpadden, die we het eerste jaar allemaal een naam hebben gegeven. Op dag twee gaan we traditiegetrouw naar het waterpark, het klauteren over de rotsen gaat nu soepeler en in Monkey Park kunnen we anno 2024 helaas niet met die lieve witte kaketoe op de foto, maar wel met de grote blauwe papegaai.

Al drie jaar is dit mijn zomervakantie, op papier druipt de eentonigheid en het gebrek aan avontuur eraf. En inderdaad: in een parallel universum – eentje zonder kinderen en verplichte vakantiedata en met een ruimer budget – was ik liever ergens anders geweest. Veel verder weg, in dichte dennenbossen of juist in een gigantische stad, bij voorkeur in m’n eentje. Maar het kind is er en ik ben een alleengaande moeder, dus ik heb geen kracht voor een jeepsafari dwars door Chili of vluchten die langer duren dan de aandachtsspanne van mijn zoon. Ik vind het al avontuurlijk genoeg om in een huurauto door de bergen te rijden. En de rust van niks te hoeven uitzoeken op deze inmiddels bekende plaats van bestemming, is jankenswaardig ­heerlijk. Van dit hotel weet ik dat het verboden is om strandbedjes te reserveren met een handdoek, dus we kunnen uitslapen. Ik weet dat het altijd lekker weer is, maar nooit te heet. Ik weet wat leuk is om te doen en bovendien hoef ik geen bed op te maken of zelf te koken – een haast religieuze ervaring. Ik hoef helemaal niks en dat is precies wat ik wil en nodig heb. Het is ook míjn vakantie. Dan liever een saaie dan eentje waarvan ik bekaf thuiskom.
Lig ik dan niet ’s nachts te miezeren tussen mijn strak gevouwen lakens, omdat ik liever in den vreemde was geweest? Zéker wel. Denk ik niet elke zomer: dit is godnondeju de laatste keer, ontspanning kan juist ook door inspanning? Honderd procenten. Maar dan kijk ik naast me, naar een in- en ingelukkig jongetje, omdat hij deze keer van die heel enge glijbaan in het waterpark durfde, wat een mijlpaal. En zie ik aan de andere kant van het bed het chocolaatje liggen van housekeeping. En denk ik aan de meterslange bar met vers gesneden fruit morgen­ochtend. Ik hoef alleen maar op te scheppen.

Ik troost mezelf met de gedachte dat ik niet de enige ben. Sterker, ik behoor tot de flinke groep vakantiegangers die vallen onder de term repeater: iemand die elk jaar naar dezelfde plek met vakantie gaat. Exacte cijfers zijn er niet volgens de ANVR (de branche­vereniging voor reisbureaus), maar iedereen kent ze. De redenen laten zich raden, bevestigt ook toerisme-adviseur Isabel Mosk. “Mensen zijn gewoontedieren. Ze houden van het gevoel van thuiskomen, maar dan op hun vakantieadres. Er heerst een gemeenschapsgevoel, ze kunnen boodschappen doen bij ‘hun’ supermarkt, het voelt vertrouwd en veilig; ze weten immers wat ze kunnen verwachten en waar ze hun geld aan uitgeven. Repeaters willen in de vakantie geen stress, maar uitrusten, opladen en gemak. Geen wonder met die drukke levens: we hebben weinig vrije tijd – helemaal als we kinderen hebben. Dan ís het ook heel lekker om te weten waar je naartoe gaat.”
Daar kun je, als je een avontuurlijker vakantietype bent, iets van vinden. Dat het wel heel érg ‘wat de boer niet kent, dat vreet-ie niet’ is, ­bijvoorbeeld. Dat de wereld groter is dan die vaste camping aan het Garda­meer, er meer smaken zijn dan driemaal daags langs een klam buffet ­schuiven, meer huidskleuren dan het Brits verbrande rozerood, Hollandse melkflessenwit en de Duitse schouders in Lichtschutzfaktor 50. Dat er niet overal ter wereld wordt ontbeten met kaiserbrötchen en Nutella en het niet door alle volkeren wordt gewaardeerd als je met Adidas-slippers en een zeiknatte zwembroek gaat lunchen.
Maar daarmee doe je de repeater tekort, zelfs als het je genre niet is. Los van het feit dat iedereen helemaal zelf moet kiezen wat-ie nodig heeft in die paar zuurverdiende weken vrij, is er veel te zeggen voor herhaling. Dat handdoekje leggen bijvoorbeeld: ik ben ook in een hotel geweest waar het wél mocht, met als gevolg dat ik om half acht mijn wekker moest zetten, ongedoucht (dit was in Turkije waar het rond die tijd al duizend graden was) samen met de rest van de  niet gewassen gasten naar het zwembad jogde en soms dan al te laat was (uitroepteken). Dan weer terug naar bed, waar een kind inmiddels wakker was geworden terwijl het veel te laat ging slapen, dus chagrijnig, en ik ook en dan moest de dag – een vakantiedag! – nog beginnen.
Nooit meer, beloofde ik mezelf toen. Dus toen ik na eindeloos reviews scannen dit zeldzame hotel op Tenerife vond, en er bij het eerste bezoek ook nog eens gehandhaafd bleek te worden door de badmeester, noouuu, mijn dankbaarheid grensde aan waanzin, echt waar. En dat alleen was al een serieuze reden om keihard te repeaten.
Hechten aan een bepaald vakantiehuisje of die ene camping is niet anders. Je zal er maar net mensen treffen die vrienden voor het leven – of voor elke zomer – worden. Je hart verpanden aan een restaurantje met de lekkerste paella of het mooiste uitzicht denkbaar. Herinneringen maken, tradities starten, zielenmaten ontmoeten. Of je nu vijf, vijftig of bijna dood bent: waarom nog verder zoeken?
Dat hóéft ook niet. Maar met dat repeaten sluit je wel een deur. Niet alleen naar de rest van de wereld, maar ook naar jezelf en de eventuele gezinsaanhang. Om met dat laatste te beginnen: zoon Lucas zag laatst bij ons in Hilversum een dakloze. Daarvan was hij tot huilens toe onder de indruk en ik hoorde mezelf pogingen doen om uit te leggen hoe de echte wereld in elkaar steekt. Dat ik vroeger als kind, toen ik twee jaar in Hongkong woonde, op elke straathoek over de in lompen gehulde zwervers struikelde. Dat sowieso het grootste deel van de mensen in armoede leeft en nee, dat betekent niet dat ze het alleen zonder iPad moeten stellen. Ik zie hem in ons hotel wantrouwend kijken naar het Aziatische buffet en in plaats van te proeven, schept hij friet en ­komkommer op zijn bord. Ik denk aan de zaterdagmarkt in datzelfde Hongkong waar ik op mijn zesde een tafel vol mysterieuze bakjes afwerkte, ik kon net zo goed met stokjes eten als elke Chinees om me heen. Ik had op zijn leeftijd al half Azië gezien, inclusief jungle, hutten op palen en een olifant aan een ketting. Gewoon, omdat mijn ouders besloten waar zij heen wilden en zo een wereld voor me openden.

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN