‘Hoezo telt mijn salaris maar voor de helft mee?’
tekstLinda de Mol
tekstLinda de Mol
ALS JE, ZOALS IK, EEN MOEDER HAD DIE HARTSTIKKE SLIM WAS, maar die in een tijd geboren werd waarin vrouwen dienden te stoppen met werken zodra er kinderen kwamen, is het begrijpelijk dat zij me tot vervelens toe inprentte dat ik ervoor moest zorgen dat ik altijd mijn eigen geld verdiende en nooit maar dan ook nóóit financieel afhankelijk moest zijn van welke man ook. “Hoor je me Lin? Jij hebt de mogelijkheden, dus doe er wat mee. En zodra je kunt, koop een huis, want dat is de allerbeste investering.”
Jaja … het ging mijn ene oor in en mijn andere weer uit. Geld, pfff, lekker belangrijk. Ik heb wel altijd bijbaantjes gehad. Grotendeels omdat ik weinig zakgeld kreeg in vergelijking met de rijke kinderen op mijn school. Vanaf m’n veertiende was ik folderbezorgster, vanaf mijn zestiende serveerster in een Indonesisch restaurant, vanaf mijn zeventiende bruidsmode-model en gastvrouw op beurzen (bij de Pisang Ambon-stand mixte ik cocktails en bij de Gladstone-stand deelde ik gratis sigaretten uit, wat toen nog heel normaal was. Al schreeuwde er weleens iemand dat ik ‘Die kankerstokken in m’n hol kon stoppen’). En ik was verkoopster bij de Society Shop, een chique modezaak.
Daar begon mijn moeders advies te resoneren. Geregeld kwamen er rijke mannen met hun echtgenotes winkelen, waarbij ik direct koffie voor meneer moest halen zodat zij rustig kon passen. En dat ging dan als volgt: “Schat, dat blauwe rokje, doe dat ’ns aan?” “Oh ik vind dat grijze pak eigenlijk leuker, ik heb al zo veel rokjes.”“Trek het nou even aan, anders weet je toch niet hoe het staat?”
Exclusief voor
LINDA.abonnees