Persoonlijk Verhaal

‘Ze was zo geraffineerd dat ze zelfs geen vingerafdrukken achterliet’

Sophie is 12 als ze de eerste anonieme brief krijgt. Pas negen jaar en ruim honderd haatbrieven later weet ze de identiteit van haar stalker te achterhalen.

Sophie is nu 24. Binnenkort studeert ze af als gezondheidspsycholoog. Het gaat goed met haar, vertelt ze aan tafel in haar ouderlijk huis, al kostte het veel tijd en therapie. Ze leeft tegenwoordig een normaal studentenleven en haalt gaandeweg een beetje pubertijd in. “Iemand heeft die jaren van me afgepakt. Dat vind ik het ergst. In je pubertijd moet je plezier maken, naar feestjes gaan en vriendschappen sluiten, maar de brieven hadden me argwanend gemaakt. Ik hield iedereen op afstand. Bovendien was ik gaan geloven wat erin stond. Ik dacht dat het hele dorp me haatte en me een hoer vond.”

Ten tijde van de eerste brief is Sophie net aan het puberen geslagen. “Ik was op zoek naar mezelf en naar wie mijn vrienden waren. Uit onzekerheid gedroeg ik me stoer en zette me af. En toen viel het eerste anonieme bericht in de brievenbus. Er stond dat ik niet zo populair moest doen. Niemand vond me leuk. Hij was ondertekend met ‘Je vrienden’. Die brief bevestigde al mijn onzekerheden.”

Wanneer de haatbrieven blijven komen, besluiten haar ouders die aanvankelijk voor Sophie te verbergen. “Ze wilden me beschermen. Het ging destijds sowieso al niet goed met me. Ik was flink aan het rebelleren en ging een tijdje naar een jeugdkliniek in de Ardennen.” Daar krijgt ze uiteindelijk ook de rest van de brieven te lezen. “De klap was enorm. De dader noemde me een ‘gek uit het gesticht’ en deed het voorkomen alsof ik de haat door mijn gedrag over mezelf had afgeroepen. Ik was gewoon een zoekende puber, maar door alles wat er in de brieven stond, voel ik soms nog steeds de schaamte die me toen is aangepraat.” ‘Je begint uit te dijen. Mensen vinden dat je dikke benen hebt.’ ‘Je bent zo lelijk als de nacht, met je vlashaar.’ ‘Ben je trots op jezelf, vuile hoer, om wat je met Koningsdag hebt gedaan?’ ‘Iedereen denkt het als je door het dorp fietst. Daar heb je die slettebak.’ ‘Het neukpaard dat door Jan en alleman is gebruikt.’

“Het waren allemaal leugens, maar de brieven veroorzaakten toch veel spanningen bij ons thuis. Mijn ouders begonnen aan me te twijfelen, wat tot ruzies leidde. En eigenlijk twijfelde ik ook steeds meer aan mezelf. Was ik echt zo? Het idee dat mensen zo slecht over me dachten, was ondraaglijk. Dus besloot ik dat ik moest veranderen. Alles wat ik deed, werd vanaf dat moment een bewuste keuze. Wat ik aanhad, wat ik ging doen, met wie ik afsprak en wat ik zei. Ik deed er alles aan om mijn stalker tevreden te stellen, in de hoop dat de terreur daarmee zou stoppen. Maar het ging gewoon door.

De briefschrijver liet me ook steeds weten waar, wanneer en met wie ik was gespot. Om mezelf te beschermen, begon ik me steeds meer af te zonderen. Ik stopte met hockey, blokkeerde mensen op sociale media, verbrak contacten, veranderde van school en wantrouwde iedereen. Ik heb een open en spontaan karakter, maar dat verdween volledig. Ondertussen was ik constant aan het puzzelen. Ik maakte lijstjes van de dingen die ik deed en wie ik tegenkwam, zodat ik details uit de brieven misschien kon terugleiden naar de afzender. Doodvermoeiend om zo te leven.” Verder onderzoek leidt destijds tot niks. De dader is geraffineerd en laat zelfs geen vingerafdrukken achter. De politie kan weinig meer betekenen en ook Peter R. de Vries, die door de familie wordt ingeschakeld voor hulp, kan hooguit adviseren hoe ze moeten omgaan met de terreur.

Naarmate Sophie ouder wordt, worden de teksten in de brieven steeds explicieter van toon. Dat gaat zelfs door als ze naar een andere stad verhuist om te gaan studeren.

‘Je neukt zo lekker meid, met je afgelebberde kut.’ ‘We houden je in de gaten. De studentenwereld is klein.’ ‘Mensen beginnen je ook uit te kotsen in […]. Je staat op de bangalijst van elke studentenvereniging.’ Toch voelt Sophie zich in haar nieuwe woonplaats vrijer. De brieven werden immers altijd bij haar ouders bezorgd en kwamen dus van iemand die ze moest kennen uit het dorp. Studeren betekent een frisse start met onbekende mensen. Ze gaat bij een studentenvereniging en maakte voorzichtig wat vrienden. Tot de pandemie uitbreekt.

“Tijdens de eerste lockdown ging ik, net zoals veel studenten, terug naar mijn ouders. Er was een meisje dat ik nog kende van vroeger en met wie ik nog wel eens contact had. Ook zij kwam terug naar het dorp. We maakten samen coronawandelingen en werden steeds betere vriendinnen. Ooit had zelfs zij op mijn lijstje van verdachten gestaan, maar op een gegeven moment wist ik dat ik haar kon vertrouwen en liet ik haar de brieven lezen. Ze reageerde emotioneel. ‘Niemand ziet jou zo’, zei ze meteen. Het was zo’n opluchting. Al die jaren was ik daar het bangst voor geweest. En wat ik heel bijzonder vond: ze stelde voor om het samen uit te zoeken.”

Aan haar tijd in de Ardennen heeft Sophie twee vriendinnen over­ gehouden die van het gestalk op de hoogte zijn. Ze besluit alle drie de vrouwen samen te brengen voor een weekend speuren. “We hadden niet het idee dat het ging lukken, maar het deed me al goed om het niet meer te verbergen, ik voelde me gesteund. Eén vriendin is jurist, de ander logopedist en de derde is thuis in de psychologie: zo hadden we allemaal een andere invalshoek. We lazen alle brieven en noteerden elk detail dat opviel; woordkeus, spelfouten, schrijfwijze, dat soort dingen. We sloegen aan het analyseren.”

Sophie en haar vriendinnen ontdekken dat het taalgebruik soms ouderwets is. “Contact met een ‘k’ bijvoorbeeld, of een verwijzing naar Catweazle, een tv­serie van vroeger. Ook opvallend was dat het taal­ gebruik zich niet ontwikkelde. Als de dader een leeftijdsgenootje was, dan zou je tussen de twaalf en een jaar of twintig een stijgende lijn in de spelling verwachten.”

Sophie had ooit gehoord dat er nog een meisje in het dorp was die brieven had gekregen. Weliswaar niet zo veel als zij, maar wel met eenzelfde lading. “De moeder van dat meisje had toen een mogelijke dader genoemd, maar dat was niet meer dan een vermoeden. Deze persoon kwam nu weer ter sprake en paste in het profiel van een dader die ouder was dan ik.” Een Facebookcheck bevestigt het vermoeden. “Het woordgebruik en de spelling waren een­-op­-een gelijk. Zelfs de afsluiting ‘Lfs’ die onder veel brieven stond, zagen we terug op Face­book. De vraag was natuurlijk wat we verder moesten. Bewijs was het in elk geval nog niet.”

Sophie heeft haar hele jeugd doorgebracht in het huis waar haar ouders nog altijd wonen. Als kind speelt ze graag bij de buren, tot de buur­vrouw ineens laat blijken dat ze niks meer met de familie te maken wil hebben. Haar ouders doen nog pogingen om in gesprek te gaan, maar de vijandigheid van de buurvrouw wordt in de loop der jaren alleen maar groter. En het is uitgerekend deze buurvrouw bij wie Sophie en haar vriendinnen uitkomen als mogelijke dader.

“Ik belde mijn moeder: ‘Mam, we denken dat het de buurvrouw is.’ Ik grapte daarna een beetje dat ze de kliko overhoop moest halen op zoek naar bewijs. Je mag helemaal niet in andermans vuilnisbak zoeken, maar toen de buren naar hun werk waren, kon mijn moeder het niet laten. En daar vond ze een kladje.”

Een paar dagen later valt er bij de ouders van Sophie een brief door de brievenbus die begint met deze zin. ‘Hebben jullie het neukpaard van […] al gezien? Ze ligt continu met haar benen wijd.’

“We waren een beetje in paniek, straks hadden we onze eigen zaak wel verpest door in de vuilnisbak te zoeken. Toen hebben we Peter R. de Vries weer gebeld, die ons aanraadde naar de politie te gaan. We moesten toch wát.”

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN