Hartstikke leuk, meer dan één kind. Maar dan vergeten we dat ruzie tussen broers en zussen tot de meest voorkomende en miskende vorm van huiselijk geweld leidt. Meer dan tachtig procent van de kinderen slaat, stompt of trekt elkaar weleens aan de haren. Drie tot zestien procent gooit er incidenteel een schaar of mes achteraan. “Ik word doodziek van constant politieagent spelen.”
Toen we klein waren, boterde het niet zo best tussen mij en mijn zusje. Elke ochtend maakten we slaande ruzie om onze lievelingskleren en het gekrijs was niet van de lucht. Ik herinner me dat het een keer uit de hand liep: ik sloeg haar met een laars (van het favoriete paar, inderdaad) op haar hoofd. Er volgde een wilde achtervolging, waarbij een zware eikenhouten deur sneuvelde. Het eindigde ermee dat we allebei de slappe lach kregen, verbijsterd over onze superkrachten die onze razernij in ons had wakkergeroepen. Gelukkig lijkt het voorval geen blijvende schade te hebben toegebracht. We leefden nog lang en gelukkig en tegenwoordig gaan we prima met elkaar om.
Ruzies komen in de beste families voor. Mahatma Gandhi heeft vast ook wel eens een mep uitgdeeld toen hij nog een jongetje was. Elk dier dat in groepen leeft, maakt ruzie. Er zitten ook nuttige kanten aan: een gezin is meestal de veiligste plek om te leren hoe je een conflict oplost. Ruzies maken duidelijk waar je grenzen liggen en wie de baas is.
Kinderen uit eenzelfde gezin schijnen zo’n acht conflictjes per kind per uur te hebben, ruim honderd per week, volgens de Brusselse pedagoge Smadar Célestin-Westreich. Meer dan 80 procent van de kinderen slaat, stompt of trekt elkaar weleens aan de haren. Ongeveer de helft grijpt naar zwaardere middelen: de ander verwonden of opzettelijk speelgoed van de ander kapotmaken. 3 tot 16 procent van de kleine agressievelingen pleegt ‘extreem’ geweld met een wapen zoals een schaar, een mes of een hockeystick. Gezien deze cijfers is het een wonder dat de straten niet met slachtoffers zijn bezaaid. Natuurlijk neemt niet elke onenigheid binnen het gezin gewelddadige vormen aan. Er zijn ook kinderen die dol op elkaar zijn, of die hun onmin uiten door ander broodbeleg te nemen dan hun tegenstander, of die zich rustig mokkend op hun kamertje terugtrekken. Waren ze allemaal maar zo…
Geweld in het gezin is van alle tijden. Toen Kaïn met een koeienkaak Abel z’n hersens insloeg, heeft hij blijkbaar een trend gezet. Er zijn vele kinderen die duchtig om zich heen slaan, tot wanhoop van hun ouders. Geweld tussen kinderen uit een gezin (sibling violence) wordt vaak onderschat en miskend. Sommige kinderen kunnen niet ophouden met vechten, of ze worden zo razend dat ze alle grenzen uit het oog verliezen. Soms is Jantje de dupe, dan weer Anne-Claire. Na een godganse dag conflictmanagement vergrijpt mama zich aan de witte wijn, terwijl papa met gekromde tenen op z’n telefoon zit. Meestal spelen deze taferelen zich af zonder dat de buitenwereld daar weet van heeft. Want, zo luidt de algemene opinie, broertjes en zusjes moeten toch van elkaar houden? Dat is immers vanzelfsprekend. Die ruzietjes van Jan en Anne-Claire kunnen niet veel betekenen, want diep in hun hart zijn ze natuurlijk dol op elkaar. Toch? Was dat maar waar. Bij sommige gezinnen – meer dan je denkt – is het gezellig samenzijn een lijdensweg.
Marijke kan erover meepraten Toen haar zoon twee werd, dacht ze dat het voor hem leuk zou zijn om er een broertje of zusje bij te krijgen. Niets bleek minder waar: zodra het kleine zusje arriveerde, veranderde Willem in een wandelend gevaar van twee turven hoog. Willem was jaloers, en niet zo’n beetje ook. Het werd een allesverterende, onbeheersbare emotie die het hele huishouden in zijn greep hield. Hij pakte al het speelgoed waar zij mee wilde spelen, en als Marijke aandacht aan de jongste besteedde, ging hij etteren. Liever negatieve aandacht, dan helemaal geen aandacht. De vijandigheid tussen Willem en zijn zusje werd nog verergerd omdat het kleine meisje dikwijls ziek was en extra zorg nodig had. Als mama even niet keek, sloeg hij zijn zusje met een autootje of met een stuk haardhout op haar blonde bolletje. Het werd zo gevaarlijk dat Marijke niet eens naar de wc durfde te gaan als de kinderen tegelijk in een kamer waren. Omdat ze zelf altijd een goede verstandhouding heeft gehad met haar eigen broer, was de vijandschap tussen haar kinderen een volslagen verrassing. “Het voelde als een koude kermis. Ik was er echt helemaal kapot van.” Tot overmaat van ramp ging de omgeving kritiek leveren. Marijke kreeg opmerkingen dat de ruzies tussen Wim en zijn zusje aan de opvoeding zouden liggen. “Dan ga je aan jezelf twijfelen. We wisten niet of het aan ons lag of aan ons kind. Je weet niet wat normaal is.”
Ze probeerde streng te zijn, ze probeerde flexibel te zijn. Niets hielp. Omdat ze er niet in slaagde de sfeer tussen broer en zus te verbeteren, zocht ze hulp bij een psycholoog. Die constateerde dat Willem weliswaar een moeilijk kind is, maar dat hij geen specifieke stoornis heeft. Marijke: “Aan de ene kant was dat een opluchting, aan de andere kant is het ook jammer dat je er niet gewoon een pil in kunt duwen om alles op te lossen.”
De therapeut gaf Marijke talrijke tips om haar te helpen met de ruzies en rivaliteit om te gaan. De belangrijkste: niet alleen de schuldige aanpakken maar ook het slachtoffer. Als het ene kind altijd wordt behandeld als kwaaie pier en het andere als de onschuld zelve, wakker je hun rolpatroon aan. Het is dus beter conflicten neutraal op te lossen. Dus zelfs als er bloed of tandafdrukken in het spel zijn, kun je beter niet tegen de een schreeuwen: “Ga jij maar naar je kamer” en je andere kind een troostende knuffel geven, maar quasi-opbeurend prevelen: “O wat vervelend dat jullie ruzie hebben. Zullen we wat anders gaan doen?” Dat is een betere strategie. Een tweede tip: neem afstand. Doe even alsof het niet je eigen kinderen zijn. Moeilijk, maar het schijnt effect te hebben. Marijke: “Ik ben intussen expert geworden. Alleen: ik weet het allemaal wel, maar ik kan het meestal niet. Ik ben zelf zo emotioneel, ik word gewoon razend. En ik word doodziek van constant politieagent spelen.” Om zichzelf te sparen, besloot Marijke eens een hele dag niet in te grijpen. Na een uur had de oudste de jongste haar arm uit de kom getrokken. Ten einde raad is Marijke een tijdje gestopt met werken. “Ik was doodmoe van de eeuwige spanning bij ons thuis. Ik kreeg infecties die anders alleen bij aidspatiënten voorkomen. Mijn weerstand was helemaal verdwenen.”
Exclusief voor
LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar