Je kan niks meer eten of iemand roept wel dat je er kanker van krijgt of de wereld mee verpest. Culinair journalist en columnist Sylvia Witteman vraagt zich af: waar mogen we nog wél van genieten?
Als tiener had ik met zwarte verf een citaat op de muur van mijn kamer gekalkt:‘ALLE LEUKE DINGEN ZIJN ILLEGAAL, ONZEDELIJK, OF JE WORDT ER DIK VAN’ Het was ironie, natuurlijk; in die kamer deed ik weinig anders dan blowen, vozen en roze koeken eten. Het gold als intens burgerlijk om je iets aan te trekken van de eventuele consequenties; die wáren er trouwens ook niet (nou ja, een béétje dik werd ik wel van al die koeken). Op diezelfde kamer draaide ik ook graag platen van Joe Jackson. Wie van mijn leeftijd is zal zich nog goed zijn hit Cancer herinneren: ‘Everything gives you cancer/Everything, everything gives you cancer/there’s no cure, there’s no answer/you’ll feel allright/but you’ll have to pay/no caffeine/no protein/no booze/or nicotine/remember.’
Ook die goeie Joe meende het overduidelijk niet serieus: hij dreef juist de spot met de gezondheidsmaniakken die waarschuwden voor de gevaren van roken, drinken en ongezond eten. Destijds was dat nog maar een enkeling. Normale mensen rookten en zopen er lustig op los, koffie ging met kannen tegelijk naar binnen, biefstuk was goed voor de ‘slanke lijn’ zoals dat toen nog heette en wie daarbij tevens bruinbrood at – met af en toe een glas sinaasappelsap (toen nog gewoon uit een pak) en een beker halfvolle melk – had wel zo’n beetje het zenith van gezond eten bereikt. Als je één vegetarier in je vriendenkring had was het veel (die kreeg voor straf bij gezamenlijke etentjes steevast een gebakken kaasplak in plaats van vlees), van veganisme had nog nooit iemand gehoord, en bang waren we alleen voor kernenergie, werkloosheid en de mogelijkheid dat de Koude Oorlog op korte termijn in een echte, hete strijd zou omslaan.
Zou Joe Jackson toen – we spreken over begin jaren 80 – hebben beseft hoe de zaken er 35 jaar later, nu dus, voor zouden staan, dan had hij zijn ironie van schrik ingeslikt. Rokers zijn inderdáád tragische paupers geworden, drinkers – zelfs van die ooit als heilzaam geldende twee glaasjes rode wijn per dag – worden niet meer als gezellig gezien, maar als zielig. So far, so good: roken en alcohol drinken kun je laten. Leuk is anders, maar het kán.
Eten móét je, anders ga je dood. Maar wat? ‘Gewoon’ vlees eten bijvoorbeeld, kán eigenlijk echt niet meer. In de kringen waar ik verkeer, hoor je toch minimaal ‘flexitarïer’ te zijn: een paar keer per week koken zonder vlees. Wat je wél eet, moet vervolgens van ‘gelukkige’ dieren komen. En je neemt maar een klein stukje, want de productie van vlees is slecht voor het klimaat – met die mestoverschotten en CO2-uitstoot en ontbossing en zo. Ook is vlees ongezond, zéker rood vlees, die lekkere biefstuk dus. Hormonen, pesticiden, antibiotica. Om over ham, spek of worst nog maar te zwijgen. Van bewerkt vlees krijg je kanker. Varkensvlees zet ik sowieso zelden meer op tafel, omdat er nog weleens vriendjes van mijn kroost onverwacht mee komen eten, en daar zijn ook moslimkinderen bij. Het staat een beetje lullig als je dan snel een eitje voor ze moet gaan bakken, toch? En toekijken hoe andere mensen een onrein beest eten, is vast ook niet leuk. Wij willen ook niet aan tafel zitten bij mensen die gebraden hond eten. Trouwens, varkens zijn zulke lieve dieren. Die moet je toch eigenlijk niet opeten. Maar ja, koeien zijn ook lief. En kippen …
Vis als alternatief? Je kunt hoog of laag springen, maar de kans dat ik een rog, schol of zeebaars ooit een lief dier ga vinden, is erg klein. Vis kun je eten zonder schuldgevoel. Je moet wél goed opletten dat je geen uitstervende soort op je bord krijgt. Wel jammer dat die vaak zo lekker zijn. Voor gerookte paling doe ik nog steeds een moord, op die palingen dus. Maar ik voel me ondertussen wel schuldig.
Ik ga trouwens heus wel met mijn tijd mee, hoor. Je kunt tegenwoordig heel goed vegetarisch eten zonder veroordeeld te zijn tot de gebakken kaasplak van de jaren 70. Aan Ottolenghi en andere peulvruchtenfluisteraars hebben we oprecht lekkere schotels te danken waar je het vlees niet in mist (al sta je dan wel urenlang citroenschil te konfijten en spruitjes zachtjes in slaap te aaien, maar dat is een ander verhaal). Er is heel behoorlijke vegakip te koop, in een curry of wokschotel zowat niet van echt te onderscheiden. De Hema en de Vegatarische Slager maken dito saucijzenbroodjes. De visvrije ‘tonyn’ is geweldig in een salade. Gerookte tofoe heeft een smaak die met een beetje goede wil (krokant gebakken door de stamppot, bijvoorbeeld) op spek lijkt, of, voor de zéér welwillenden, op gerookte paling. En voor de diehard aardappelen, vlees-en groente- eters is er een groeiend aanbod aan acceptabele vegaballen, -schijven en -vinken beschikbaar. Met de vega-rookworst wil het helaas nog niet zo lukken; ik heb ze (alles voor de culinaire wetenschap!) stuk voor stuk geproefd en er zit vooralsnog niet één eetbare bij. Trouwens, ook bij de vleesvervangers zit er een addertje onder het gras: ze zijn vaak (deels) van sojabonen gemaakt. Niet alleen is die soja meestal genetisch gemodificeerd, de teelt van soja is ook nog eens een ramp voor het klimaat en onze planeet.
PROBEER DE
EERSTE MAAND GRATIS
- Exclusief voor LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar