We zijn er dagelijks druk mee. Journalist Els Quaegebeur duikt in ‘het riool van de mens’.
‘Zoals gewoonlijk steek ik, een kwartier na het ontbijt, een jasmijnbloem achter mijn oor en ga ik naar het toilet. Ik zit nog maar nauwelijks of ik maak een bijna reukloze bolus. En wel zo reukloos dat het geparfumeerde toiletpapier en mijn jasmijnbloempje de situatie volledig beheersen.’
Dit schreef de Spaanse schilder Salvador Dalí in zijn autobiografie Journal d’un génie. Mocht je willen, dacht ik toen ik het las. Jaloers natuurlijk. Maar gelukkig gaat het verhaal verder naar een minder rooskleurige periode op de porseleinen pony. In de jaren dat het genie zich te buiten ging aan van alles en nog wat in het uitgaansleven van Madrid waren zijn drollen ‘schandelijk als de pest, een niet te noemen ontering, onsamenhangend, krampachtig, spetterend, stuiptrekkend, hels, dithyrambisch, existentialistisch, schrijnend en bloederig’. Dithyrambisch moest ik opzoeken in de Dikke van Dale. Het betekent overdreven wild, vurig, razend. Nee, dat is leuk voor andere gelegenheden waarbij je geen onderbroek draagt, maar zo wil je niet poepen. Maar hoe wil je dan wel poepen? En hoe moet je poepen? Is er iets als goede poep? Moet het een aaneenschakeling zijn van de geurloze en soepele bolussen waar Dalí over opschept? Hij eindigt de alinea over zijn stoelgang met de mededeling dat zijn ontlasting hem doet denken aan de honing van een nijvere bij. Tuurlijk lieverd. Dat zou hij dan weer te danken hebben aan wat hij zijn ‘absolute ascese’ noemt, een reine levenswandel ontdaan van alle aardse genoegens. Laten we zeggen: veel schilderen, wandelen en rauwe bladspinazie. Geen drank, drugs, dubbele cheeseburgers en, ik noem maar wat, Zeeuwse bolussen. Daar zou iets in kunnen zitten.
Laten we één ding vooropstellen: goed poepen is superbelangrijk. Iedereen weet dat, al praten we er liever niet over. De poepschaamte onder mensen boven de kleuterschoolleeftijd is net zo reusachtig als het ego van Dalí. Poepen is de laatste der Mohikanen onder de taboes, terwijl we er dagelijks aan denken. Dat kan ook niet anders, schreven twee New Yorkse wetenschappers in de jaren zeventig in hun boek End product: The first taboo, want voor wie leeft, zijn drie dingen onvermijdelijk – de dood, belastingen en poep. Poepen moet het liefst gaan als een trein: met regelmaat en zonder vertraging. Je wilt er niet bij hoeven stilstaan. Zitten, vallen, vegen en hup, opgelucht en blij die plee uit (of nog een uur blijven zitten om Instagramfoto’s van sfeertafels te bestuderen en je gezinsleden te mijden, ook goed). Maar net als bij de dood en de belasting kan het ook een bron zijn van angst en bezorgdheid.
Exclusief voor
LINDA.abonnees
- Lees LINDA.magazine online
- Aangevuld met exclusieve interviews en verhalen
- Toegang tot exclusieve kortingen en winacties
- Maandelijks opzegbaar