Achtergrond

‘Nooit lijken tobberijen of angsten je meer aan te grijnzen dan ergens tussen één en vijf uur ’s nachts’

Elke avond urenlang malen, piekeren en woelen, tot je helemaal gek wordt van het slaapgebrek. Journalist José Rozenbroek droomt van een goede nachtrust.

Ik ben een hopeloze slapeloze, al mijn hele leven lang. Als klein meisje werd ik gelijk met mijn broertje – die een jaar jonger was – om half acht naar bed gestuurd. Hij viel dan als een blok in slaap, ik lag nog uren stiekem te lezen. Te luisteren naar de geluiden in het huis en op de straat. Te malen over de dingen die kleine meisjes kunnen dwarszitten. Als het te erg werd, ging ik huilend in mijn nachtpon naar beneden en mocht ik een kwartier bij mijn vader op schoot. Want mijn vader snapte het, ook hij leed aan slapeloosheid. En lag ’s nachts te malen, te piekeren, te tobben, te draaien en te woelen. Nu had hij daar ook reden toe, hij had destijds een baan waarbij hij fabrieken moest sluiten waardoor mensen op straat kwamen te staan. Ik lag hooguit wakker van mijn vriendinnetje Gerda, die had gezegd dat ze mijn bruine winterjas lelijk vond. Maar groot of klein: nooit lijken tobberijen of angsten je meer aan te grijnzen dan ergens tussen één en vijf uur ’s nachts, als de hele wereld slaapt behalve jij. Het tragische is dat dat júíst de uren zijn waarin je niets kunt doen aan de zorgen die op dat moment je kop uit knallen. De volgende ochtend verbleken ze als witte lakens aan de waslijn in het daglicht dat door de gordijnen kiert, en denk je verbijsterd en versuft door slaapgebrek: heb ik dáár de halve nacht wakker van gelegen?
Mijn vroegere collega Marjolijn is net als ik. Toen we nog samenwerkten, konden we eindeloos samen zeuren over onze slapeloosheid, onze vermoeidheid en onze pogingen, redmiddelen, tips en trucs om een nacht ongestoord door te kunnen slapen. Bij haar begonnen de slaapproblemen toen ze in de dertig was, zo’n vijftien jaar geleden. “Er waren weken dat ik niet meer dan drie uur per nacht sliep. Liep ik hallucinerend over straat, zag ik vanuit mijn ooghoeken mensen bewegen die er niet waren. En moest ik me soms vasthouden om niet om te vallen.” Inmiddels heeft ze de écht slechte nachten aardig onder controle.
Toch gaat het nog regelmatig mis. Ze weet precies wat de triggers zijn: een naderende ongesteldheid, drank ‘twee glazen rode wijn kunnen al fataal zijn’, een onregelmatig leven en werk. “Vorige week luisterde ik nog laat naar een podcast van iemand die ik de volgende dag moest interviewen. Nou, dan hoor ik die nog de hele nacht in mijn hoofd.” Ze noemt zichzelf een behoorlijke Piekeraar. “Over de meest onbenullige dingen lig ik in bed te malen. Een paar jaar geleden heb ik een boek geschreven; in de laatste correctiefase was het helemaal erg. Kon ik niet slapen, móést ik mijn bed uit. En zat ik om vijf uur ’s nachts nog van alles te veranderen.”
In die vijftien slapeloze jaren heeft Marjolijn van alles geprobeerd. Meditatie en yoga deden niks voor haar. Van melatonine kreeg ze koppijn en slaappillen als Zolpidem, die tot de familie van de benzodiazepinen horen, lieten haar wel lekker inslapen, “maar de volgende dag liep ik als een zombie rond. Daar voelde ik me niet beter door. Het was alsof ik een kater had, een hele nare, rare kater. Ik werd er depressief van. Volgens sommige onderzoeken is er bovendien een relatie tussen Zolpidem en Alzheimer. Dus die rommel slik ik niet meer.”
De podcast Sleep with me werkte soms, maar niet altijd. “Daarin worden heel saaie verhalen voorgelezen. Ik viel er niet altijd van in slaap, maar ik voelde me in elk geval niet meer zo alleen.”
Inderdaad, in hun wanhoop en met hun getob kunnen slapelozen zich ’s nachts eindeloos verlaten voelen. Ik kan me herinneren dat ik dat zei tegen mijn toenmalige vriend, die altijd ergerniswekkend goed sliep en nog een hoop lawaai produceerde bovendien. Uit die tijd stamt mijn gewoonte om altijd oordoppen te dragen. Hij opperde toen heel lief dat ik hem ’s nachts wakker moest maken als ik me weer zo voelde. Ik zie hem nog op de rand van het bed zitten. Half huilend riep hij wanhopig: “Maar ik kan er toch ook niks aan doen dat jij wakker ligt?!”

Waarom tukt de ene mens acht uur aan een stuk en doolt de ander bij nacht en ontij slapeloos door het huis? Marijke Gordijn is chronobioloog en werkt als wetenschappelijk medewerker bij het Academisch Ziekenhuis van Groningen en de Universiteit van Groningen. Gordijn weet alles af van het bioritme van het lichaam. Ze is ervan overtuigd dat slaapproblemen alles te maken hebben met een verstoord bioritme. In magazine Radar+ vertelt ze dat de biologische klok echt bestaat: het is een klein gebied van ongeveer 20.000 hersencellen dat ritmes van 24 uur produceert. Ieder mens heeft zijn eigen ritme en in het ideale geval loopt dat min of meer synchroon met het 24 uurs-ritme dat bepaald wordt door de klok van je smartphone of horloge. Wat jouw ideale ritme is kun je uitvogelen in de tweede week van je vakantie, wanneer je uitgerust bent, vertelt Gordijn. “Dan ontwikkelt zich een patroon waarbij je ontdekt wanneer je het lekker vindt om te gaan slapen en om op te staan. Dan weet je ook wat je ideale slaapduur zou moeten zijn.”
Avondmensen bij wie de klok iets trager staat afgesteld, kunnen uit de pas gaan lopen en daardoor slaapproblemen krijgen. Maar, zegt Gordijn, daar valt wat aan te doen. “Met name het licht in de ochtend is belangrijk. Als je ’s ochtends opstaat en in het licht komt, wordt je biologische klok als het ware opnieuw gesteld, zelfs ’s winters of wanneer het slecht weer is.” Mensen die gedurende de dag aan veel licht worden blootgesteld, en dat kan ook veel binnenlicht zijn, slapen ’s nachts beter door. ’s Avonds moeten we ons lichaam juist vertellen dat het tijd wordt om te gaan slapen. Daarom is ze geen voorstander van het gebruik van smartphones en andere schermen later op de avond.
Gordijn heeft ongetwijfeld gelijk, maar je kunt ook slaaptekort oplopen door andere, onduidelijker oorzaken dan een verstoord bioritme. Neem Maartje. Maartje was altijd al een moeilijke slaper, ze is een enorme piekeraar, zo zegt zelf, en prikkelgevoelig bovendien. “Ik sliep altijd slecht in, of ik werd om twee uur wakker en dan lag ik tot vijf uur te malen.” Ze vermoedt dat het in de genen zit, want haar vader heeft het ook. Ze is er zelfs voor in therapie geweest bij een slaapcoach. “Die kwam met de geijkte adviezen, je kent ze wel: geen scherm of tv ’s avonds. Voordat je naar bed gaat de dag doorlopen en opschrijven wat je dwarszit. Veel hielp het allemaal niet. Ik was eigenlijk altijd moe.” Sinds vijf maanden hebben Maartje en haar vriend Derk een dochtertje, Charlie. Charlie heeft last van haar darmen en van reflux, daardoor huilde ze veel de eerste maanden. Maartje raakte uitgeput. “Vooral toen ik nog borstvoeding gaf, kwam ik nauwelijks aan slapen toe. ’s Nachts zette ik de wekker om haar een extra voeding te geven. Omdat Charlie niet goed bij mij dronk, kolfde ik eerst en gaf haar daarna een flesje. Dag en nacht was ik bezig haar te voeden. Ik kon alleen nog maar huilen en ik viel kilo’s af. Overdag liep ik rond met het gevoel alsof ik een kater had. Derk werd afgesnauwd als hij thuiskwam van zijn werk. Ik at alleen nog maar ongezonde dingen, want ik had de puf niet om te koken. Tot mijn moeder een keer op bezoek kwam, me eens goed bekeek en zei: ‘En nu stop jij met die borstvoeding, je gaat er totaal aan onderdoor.’” Maartje stopte ook met ’s nachts de wekker zetten om de baby extra te voeden. Nu slaapt Charlie van twaalf tot half zeven en hoeven ze er alleen nog maar een paar keer uit voor het speentje. Maartje voelt zich ietsiepietsie minder moe. “Vanwege die reflux heb ik de babyfoon aan. Ik ben altijd alert. Ik kan ook niet mijn oordoppen in doen die ik vroeger altijd droeg.” Als je niet oppast, zegt ze, gaat je relatie kapot aan die onderbroken nachten. “Dat je de stand gaat bijhouden wie eruit moet.’s Nachts kan ik Derk zo’n venijnige por geven: ik ben al drie keer geweest, nu is het jouw beurt. Maar Derk is ook kapot, die kan echt niks hebben.”

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN