Hoezo betaalt zíj́ nooit eens een etentje?
tekstRoos Schlikker
tekstRoos Schlikker
Het lijkt de gouden stelregel voor volwassen mensen: leen nooit geld aan vrienden of familie want het leidt heel vaak tot gezeik, gemopper of openbare kiftpartijen.
THERE WAS A PINK ELEPHANT IN THE ROOM, hij was onmogelijk te negeren en toch deden we het.We kletsten luchtigjes over onze vakanties, we vertrouwden elkaar relatiestrubbelingen toe, we spraken eerlijk over onze onzekerheden, familiekwesties, dromen, teleurstellingen. Echt, we vertelden elkaar van alles. Maar die ene vraag, die waar de roze olifant zo over zat te jengelen, dorst ik niet te stellen. De vraag: wanneer krijg ik eindelijk mijn centen terug? Pweeeeeeeeeep! Ik kan niet zeggen dat ik niet gewaarschuwd was. Het lijkt de gouden stelregel voor volwassen mensen (naast: vreet in de file niet uit je neus en een broekrok is alleen een goed idee als je een zeventienjarige twee meter lange hinde met maatje nul bent): leen nooit geld aan vrienden. Maar ik ben een watje en watjes hebben geen ruggengraat. Dus toen mijn vriendin me in paniek belde dat ze plotsklaps, zonder er rekening mee te hebben gehouden, een blauwe enveloppe in een brievenbus had gevonden, dat ze toen pas ontdekte dat zelfstandig ondernemers hun geld bruto verdienen en dus niet netto, dat ze er toen ook achter kwam dat dat netto betekende dat ze de helft van haar inkomsten had moeten opsparen maar dat ze die had gespendeerd aan schoenen, een set zijden kussens op de bank en een elektrisch autootje, stortte ze bijna in elkaar van ellende. En ik kan niet tegen ellende. Of tegen inelkaarstortingen. Of tegen tranen. En dus leende ik haar tweeduizend euro. Die ze me onmiddellijk zou terugbetalen. Maar dat onmiddellijk was na een jaar nog niet aangebroken. ‘Als een vriend je vraagt hem geld te lenen, bedenk dan welke van de twee je wilt verliezen’, schreef de Franse schrijver John Petit-Senn en daar zit wat in. Financieel gedoe met mensen van wie je houdt is de hel. Geld maakt vaak echt meer kapot dan je lief is. Of je nu rijk bent of arm, of je zuinig bent of van de verkwistende soort, of je graag over je centen praat of juist niet – iedereen heeft weleens te maken met gedoe over cash.
Uit onderzoek van het Nibud (Nationaal Instituut voor Budget voorlichting) blijkt dat geld binnen een relatie bijvoorbeeld met stip de lijst aanvoert van onderwerpen waarover geruzied wordt, ver boven sex of huishoudelijke taken. Maar liefst 42 procent van de mensen heeft met zijn of haar partner regelmatig ruzie over geld. En geld lenen aan vrienden of familie leidt bij dertien procent van de mensen tot gezeik, gemopper of openbare kiftpartijen. En zelfs als je er niet over praat, dan nog kan geld een enorme domper op de vriendschappelijke feestvreugde drukken.
Saskia Noort schreef ooit in een LINDA.-column: ‘Ik heb het gedaan hoor, dat lenen, schenken, bijdragen. En met het overmaken van best wel grote bedragen, werd de vriendschap onmiddellijk een zeer ongemakkelijke relatie. Ontstond er een sfeer van don’t mention the Word. Geld. Schulden, er werd niet meer over gerept. Wel zag ik het hele gezin stralend op een berg staan, genietend van de Gstaadse sneeuw. Daar konden ze natuurlijk niets aan doen. De reis was al geboekt. En volgende maand zou er begonnen worden aan de terugbetaling. Wat niet gebeurde. Ineens stond er in deze vriendschap de door Trump zo gedroomde muur. Ik die niet wilde zeiken, want ze hadden al zo veel problemen, zij die weigerden er ooit uit zichzelf over te beginnen.’ Heel herkenbaar, vind ik. Nu hebben Saskia en ik allebei geen klagen over onze inkomsten, dus je zou kunnen zeggen: wat zeik je? Maar die roze olifant laat zich niet bepaald makkelijk verjagen. Geld levert zo snel ongemakkelijkheden op. Zou dat de reden zijn waarom het een enorm taboe in Nederland is te zeggen wat je verdient? Echt, mensen vertellen nog liever dat ze zich ieder weekend door de buurman laten vastbinden om hem vervolgens oraal te bedienen in een bad vol bruine bonen in wittewijnsaus, dan dat ze openbaren hoeveel er maandelijks op hun loonstrookje staat. Praten over je financiën is ingewikkeld, vermoedelijk omdat er altijd een moment van vergelijken komt. Waarom verdient hij zo veel meer dan ik? Hoezo betaalt zij nooit eens een etentje als ze het zo lekker doet? Verdient hij maar zo weinig, waarom doet hij dan altijd zo duur? Bang voor dit soort oordelen houden we onze financiën het liefst voor onszelf. M., een goede kennis van me, komt van zeer rijke huize. Haar vader laat graag zien dat hij goed geboerd heeft, zo graag dat hij bezoekers standaard ‘een glaasje champ’ aanbiedt, ook als het de loodgieter of de jongen van de Appie thuisbrengservice betreft. M. moet hier niets van hebben. “Je zou denken: wat heerlijk, zo’n royale vader, maar ik ben altijd jaloers geweest op kinderen die thuis gewoon Dubbelfriss met hun ouders dronken. En vriendinnetjes mee naar huis nemen, durfde ik al helemaal niet. Ik was als de dood dat ze me een kaktrut zouden vinden.” Uit pure compensatiedrang trok M. toen ze het huis uit ging, onmiddellijk in de meest aftandse studentenwoning in een Albanees aandoend grauw gebouw dat de vrolijke bijnaam ‘De zelfmoordflat’ had. Ze reeg het ene scharrige vriendje aan het andere, jongens met ratten op hun schouders die leefden van een zakje Cup-a-Soup per week. “Ik moest me echt losmaken van mijn omgeving. De ironie was alleen dat ik die vriendjes al helemáál niets over mijn rijke achtergrond durfde te vertellen. Jarenlang leidde ik een raar dubbelleven.”
Want hoewel veel mensen arm zijn zien als iets beschamends, kan poen blijkbaar ook gêne oproepen. M.: “Het verandert meteen het beeld dat mensen van je hebben. “O, jij bent zeker met een gouden lepel in je bek geboren”, hoor ik dan. En daarmee wordt geïmpliceerd dat ik eigenlijk niet hoef te werken en geen ambities heb. Dat is helemaal niet waar, maar het is een vooroordeel waar ik me niet tegen kan verdedigen. Ik wil niet dat mensen me als het verwende popje gaan zien. En dus zwijg ik over het geld van mijn vader.” En wat als haar ouders overlijden en er opeens een enorme erfenis wordt bijgeschreven? M. schokschoudert. “Dan ga ik echt niet groter wonen, of zo. Ik moet er niet aan denken dat mensen het gevoel krijgen dat ik een snob ben. Sterker nog: ik ben als de dood dat als mensen weten wat ik heb, ik de rest van mijn leven over geld moet praten. Ik haat praten over geld.” Dat hebben M. en ik met elkaar gemeen. Toch beheerst geld ons leven meer dan we willen toegeven, vooral omdat we er allemaal zo verschillend mee omgaan. Ik ben nogal losjes met poen. Dat heb ik van mijn vader. Mijn pa is zo’n man die standaard de rekening in restaurants betaalt en beledigd is als iemand anders met zijn creditcard zwaait. Niet omdat hij de patser uithangt, maar gewoon omdat hij dat gezellig vindt. En omdat hij een hekel heeft aan gekniep. Ik heb dezelfde allergie. Als ik ergens gedeprimeerd van raak dan is het met een groep gaan eten, bij het afrekenen af te spreken dat we splitten, vervolgens in eindeloze discussies te belanden in de categorie “Ja, maar ik had geen voor gerecht” of “Ik drink geen alcohol, dus kan de wijn er bij mij af”, waarna iemand met de calculator op zijn iPhone een wiskundige berekening vol x-en en pi’s moet maken waarvan Pythagoras himself kotsmisselijk zou worden. Dan pak ik liever zelf de knip.
Maar al neem je je voor je aan allerlei gelddiscussies te onttrekken, je wordt er of je nu wilt of niet in meegesleurd. Zo viel het een kennis van me op dat een andere kennis, laten we haar Pi noemen, nooit een rondje betaalde. Ik lachte er schouderophalend om. “Nou en. Kom. Wat wil je drinken? Ik haal wel.” Maar tijdens volgende stapavonden kon ik het niet nalaten te checken hoeveel Pi die avond uitgaf. Ze bleef inderdaad op de nul eurogrens steken. En ik kan niet anders zeggen dan dat Pi behoorlijk in mijn achting gedaald is. Ach, dit is natuurlijk allemaal klein (zelfbetaald) bier in vergelijking met de echte geldruzies. Laatst las ik dat één op de drie erfenissen leidt tot heibel. Eén op de drie! Dus dan ben je al in de rouw om het verlies van je vader, moeder of dierbaar omaatje, ga je vervolgens met je broer rollebollend over straat omdat jullie allebei menen recht te hebben op de antieke Friese staartklok.
Exclusief voor
LINDA.abonnees