'Dit was geen plek voor een meltdown'
doorRoos Moggré
doorRoos Moggré
De ‘ugly cry’ komt meestal onverwacht en is vaak moeilijk te stoppen. En dus sloot ik mezelf op in de wc, gooide een plens water over mijn gezicht en sprak mezelf toe. ‘Dit is geen plek voor een meltdown, hou op met dat gepiep. En nu naar buiten.’ Buiten was in dit geval het terrein van een prachtige manege in de Italiaanse Dolomieten, waar ik een privéles voor mijn dochter had geboekt. De stallen waren tegen de bergen aangebouwd, met mooi hout en dito paarden. Mijn zevenjarige was laaiend enthousiast, echt een paardenmeisje in wording. En dat begreep ik maar al te goed, want ik groeide op op een boerderij in de Hoeksche Waard. We hadden een pony naast ons huis en mijn zus en ik waren idolaat van deze ietwat lompe maar o zo lieve verschijning. Ik herinner mij vooral veel buiten, veel rijden, veel paardenpraat.
Toen we ouder werden, nam ons puberbrein steeds meer afstand van de buitenboel. Jongens, kleding, tv: het werd allemaal steeds belangrijker. Maar daar in die Italiaanse stallen herinnerde ik mij opeens hoe fijn ik dat buitenleven had gevonden. En dat kwam behoorlijk binnen, want na ruim twintig jaar stad was ik het buitenleven verleerd. Sterker nog; ik had er bewust afstand van gedaan.
Als tiener moest ik zo’n 45 minuten fietsen naar school, vreselijk. Een pak melk halen in het dichtstbijzijnde dorp? Duurde minimaal een halfuur. Inmiddels woon ik in Amsterdam-Oost, zo’n beetje naast de supermarkt, en slof op mijn gemak richting een restaurant. Al jaren roep ik dat ik nooit meer anders wil en dat ik daar in die polder destijds totaal niet op m’n plek zat. Maar door die huilbui in Italië realiseerde ik me opeens dat ik wel degelijk behoefte heb aan ruimte en natuur. Onderzoekers hebben niet voor niks de drie-dertig-driehonderd-regel ontdekt: we moeten vanuit ons huis minimaal drie bomen kunnen zien, dertig procent groen in de buurt hebben en op maximaal driehonderd meter wandelafstand wonen van een park van ten minste een hectare. Als dat voorradig is, gaat de kwaliteit van leven omhoog en leef je langer.
Terwijl ik deze column schrijf, kijk ik uit mijn raam in Amsterdam-Oost en zie ik zowaar drie bomen. Maar die andere twee vereisten worden ingewikkeld. Terug naar de natuur is dan misschien gezonder, ik twijfel of ik het nog kan. Alleen al het idee dat ik een halfuur moet fietsen voor de supermarkt of een kop koffie vind ik onverteerbaar. Bovendien zou het me mijn huwelijk kosten, want voor mijn man is de groene polder sowieso onbespreekbaar.
Als ik terugdenk aan mijn dochter op dat paard, weet ik bijna zeker dat zij het niet zo erg zou vinden. Zij is nog het makkelijkst om te kopen, mocht ik toch ooit een onbedwingbare polderbehoefte voelen. Ga ik wel alvast sparen, want wat kost een pony tegenwoordig?•
Exclusief voor
LINDA.abonnees