Column

‘Met elke nieuwe tel groeit de paniek, schieten nieuwe nachtmerriescenario’s door mijn hoofd’

“JAMES?!” IK SCHREEUW DE LONGEN UIT mijn lijf, mijn hartslag zit achter mijn ogen. Geen enkele reactie. “James?!” Ik ren zo snel ik kan weg van de vijver, het bospad in.
James?!” Weer niets. Ik kijk naar het water. Ze zullen toch niet …?
Ik ben een voorzichtige vader. Al vind ik voorzichtig geen prettig woord. Toen ik begin twintig was, gaf een oude man me een levenswijsheid mee: ‘The ABC of life! Always Be Careful.’ Dat vond ik toen een laf motto. Logisch: als je jong bent, waan je je onsterfelijk. Later, zeker sinds het ouderschap, ben ik The ABC Of Life gaan waarderen. Maar je moet wel maat houden. Ik ben als vader óverbezorgd als het gaat om veilig oversteken, klimmen in bomen, springen van een hoog klimrek. Leah is twee, die blijft nog wel uit zichzelf dicht bij me, maar James is vier (“Vier-en-een-half, papa!”) en vliegt, springt en stuitert onbevreesd alle kanten op. Ik doe mijn best me in te houden, maar meestal ontglipt het me toch: “Stoppen, eerst kijken, voorzichtig!”
Een ongeluk zit in een klein hoekje. Ik ren nog steeds heen en weer, linker bospad, langs de vijver, rechter bospad en weer terug. Ik houd andere ouders aan. “Heeft u twee jongens gezien van vier, vijf? Nee?” Ik vloek, ren door, mijn hoofd raast, mijn lijf trilt.

Heb ik een fout gemaakt? James en zijn schoolvriendje: ze wilden per se naar deze boerderijspeeltuin. Ik ken die plek. Veilig en beschermd afgekaderd. Dus toen ze op de schommels zaten, durfde ik het wel aan: ik liep naar het terras van het aanpalende restaurant en hield de jongens moeiteloos in het vizier, ook toen de ober vroeg wat ik wilde bestellen. Drie pannenkoeken. De ober vroeg: “Met of zonder stroop?” Op dat moment zag ik James en zijn vriendje in de speeltuin razendsnel richting het achterste gedeelte van de speeltuin rennen, naar de klimrekken. Plots herinnerde ik me dat dit deel uiteindelijk uitmondt in een vijver, met stap­stenen over het water. Shit! Nog een keer draaide ik mijn hoofd naar de ober: “Met stroop, graag.” Twee seconden. Twee seconden heb ik weg­gekeken van de speeltuin.
En nu ren ik rond als Liam Neeson in Taken. Met elke nieuwe tel groeit de paniek, schieten nieuwe nachtmerriescenario’s door mijn hoofd: ze zijn op de stapstenen gaan staan, in de vijver gevallen en verdronken. Moet ik in het water duiken? Ik voel tranen opwellen achter mijn ogen. Ik roep, ren als een wilde rond, besluit dat ik terug moet naar het voorste gedeelte van de speeltuin voor hulp. Daar eenmaal terug wil ik luidkeels om hulp roepen, maar net op dat moment klinkt onverwacht een zeer vertrouwde stem naast me: “Papa, waar blijven de pannenkoeken nou? Wij hebben honger.” Ik kijk opzij. James. Samen met zijn vriend, kalm in de zandbak. Ik pak hem stevig vast: “Mijn lieve James! Waar was je nou?!” Hij trekt een vies gezicht. “Jij zweet, papa.” En dan, droogjes wijzend op zijn vriend: “Hij rende naar achter, maar ik zei al: dat moeten wij niet doen, want daar is water en dat is gevaarlijk. Toen zijn we via het veldje met de geiten weer teruggerend.” Ik glimlach, verberg mijn doodsangst.
Eind goed, al goed. Maar wat is nu de levensles: zelf voortaan nóg beter opletten, of toch iets meer vertrouwen geven?

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN