Nóóit onderhandelen met kinderen van bijna twee
doorJohan Fretz
doorJohan Fretz
ALS STEL IN TROPENJAREN is het essentieel dat je elkaar af en toe alle ruimte geeft. Je bent doodmoe, maar het moet. Juist bij het herwinnen van de door chaos en vermoeidheid onmiskenbaar gedaalde sensualiteit en romantiek is dit a winning strategy. Niks werkt in deze jaren zo erotiserend als: “Maak het zo laat als je wilt en slaap morgen lekker lang uit.”
Je zult dus begrijpen dat ik, na lang te hard werken, eindelijk vrij nam en S. aanbood om niet één, niet twee, nee, dríé nachten solo te gaan uitwaaien. Ze vroeg wel tien keer of ik dat wel aankon, met onze James (4) en Leah (1). Maar ik was guller dan Gaston van de Postcode Loterij. “Natuurlijk.”
Misschien had ik er toch bij stil moeten staan dat James op de dag van S. vertrek voor het eerst ging wennen op school. Of bij het feit dat Leah net had ontdekt dat je overal ‘Nee!’ op kunt zeggen. En ze bovendien al twee weken elke nacht wakker werd door jeuk, veroorzaakt door huiduitslag.
Fast forward: na de eerste dag belde S. Met de manische vrolijkheid van iemand die de voorgaande nacht in totaal vijf minuten onafgebroken had geslapen, zei ik: “Leah is de hele nacht wakker geweest, maar jij hoeft je geen enkele zorgen te maken. Dit is juist helend. Hier was ik aan toe. Connecten met waar het in het leven echt om gaat.” Het bleef even stil. Daarna vroeg S. bezorgd of ze naar huis moest komen. “Welnee”, zei ik gepassioneerd. “Ik doe dit met liefde. Easy. De afgelopen nacht was wel héél uitzonderlijk. Ik bedoel: hoeveel erger kan het nog worden? Hahaha!” De vraag stellen is om problemen vragen. De volgende nacht sloeg de klok 01.00 uur, ik was inmiddels vijftien slaapliedjes, een fopfles en twee wiegstoelmeditaties verder.
Leah stond rechtop in het campingbedje dat ik naast ons grote bed had gezet en brabbelde: “Beneden. TikTak.” Dit was geen voorstel, maar een dwangbevel. Ik kende de regels: Do not negotiate with terrorists … or children. Maar ik was zwak. En gebroken. Snel naar beneden dus, warme melk maken, TikTak aan. Om mezelf nog enigszins een goede ouder te voelen, zei ik voor de vorm: “Dit is wel een uitzondering, Leah.” Ze reageerde niet. Drie kwartier later leek ze eindelijk genade te kennen en viel ze in haar campingbedje in slaap. Het was kwart voor twee. Ik had de goede keuze gemaakt, dacht ik vlak voor ik in slaap viel.
Dat was buiten het gegil van James gerekend, die plots naast mijn bed stond. Tien voor twee. Tranen met tuiten, paniek, krijsen. “Papa! Ik heb een spokendroom gehad!” Leah stond nu weer rechtop, ogen wijd open, klaarwakker en bovendien dolenthousiast: “James. Broer.” Maar James was minder enthousiast. “Leah moet weg hier”, riep hij. Nauwelijks in staat de wanhoop in mijn stem te verbergen: “Kun je anders even rustig in je eigen bed gaan wachten? Dan kom ik zo bij je zitten.” Zijn antwoord was glashelder: “Neeeee.”
Een paar uur later, het werd al licht, zat ik – nog altijd wakker – naast twee uitgeputte drommels op de bank te kijken naar Juf Roos en die stomme blije Gijs. “Hoofd, schouders, knie en teen”, zongen ze. ‘En, liefje, betere nacht?’ appte S. ‘Absoluut! Engeltjes. Ze slapen nog allebei, zalig!’ schreef ik met tranen in mijn ogen. Soms moet je gul zijn, ten koste van jezelf. Er was nu nog maar één nacht over. Hoeveel erger dan dit kon het nog worden? •
Exclusief voor
LINDA.abonnees