Column

Kluun: ‘Tijdens het kotsen, kon ze gelukkig wel met mooi gelakte nagels die smerige wc-pot vasthouden’

Kluun (60) is schrijver en puberexpert. Hij is getrouwd en heeft samen met zijn vrouw vijf kinderen.

EEN VAN ONZE DOCHTERS IS OP REIS. Zeventien is ze, geslaagd voor de havo, ze doet een tussenjaar. De reis gaat van Thailand naar Laos, dan Vietnam en daarna Bali. Als alles goed gaat. Voor het eerst op reis, vier maanden is ze weg. Er ging wat ­discussie aan vooraf. Eerst over de moneybelt die ze van ons had gekregen. Vond ze niks, zo’n dom ding om je middel. “Dan zie je mijn navelpiercing niet meer.”
Daarna kregen we hommeles over vaccinaties. Twee dagen voor vertrek had ze nog niks geregeld, dus deed ik dat – dan maar even in de rol van buideldier. Na een uurtje rondbellen was het zowaar gelukt, met pijn en moeite, op de ochtend voor haar vertrek, ergens bij een vaccinatiekliniek in Amsterdam-Noord.
“Morgen om tien uur kun je er terecht”, zei ik. Ze schudde haar hoofd: “Nee, dan heb ik een afspraak bij de nagelstudio. En bovendien ga ik toch geen jungletochten doen.”
Ze is intussen een paar weken weg. Slapen doet ze in Mad Monkey Hostels, die kosten vijf euro per nacht. Met acht andere meiden op een kamer. Samen deel je één wc en douche, als ontbijt krijg je iedere dag een shotje en verder regent het de hele dag shotjes. Bij het inchecken moet je een telefoonnummer opgeven dat ze kunnen bellen als je in coma komt te liggen.
Ik volg mijn dochter op social media. Op een scooter, zonder helm. Aan een zipline, hoog boven een ravijn. Bungeejumpend van een rots. En natuurlijk foto’s van feestjes, heel veel feestjes. Soms zoom ik een beetje in. Even kijken hoe haar ogen staan. Wat voor gasten er allemaal om haar heen hangen. Wat ze aan het drinken is.

De laatste week zit ze op Ko Pha Ngan voor de Full Moon Party. Ik was daar ook ooit, in de jaren negentig. Dat jaar was er een handvol jongeren verdronken, ze dachten te kunnen zwemmen naar het volgende eiland. Ja, de drugs zijn daar niet kinderachtig.
De dag na de Full Moon Party belt ze. Altijd fijn te horen dat je kind nog leeft. Het was geweldig, ook die after in de jungle. En nu op naar Ko Tao.
Twee dagen later heb ik haar huilend aan de telefoon. Het kind is doodziek. Ze had weer ingecheckt in een Monkey Hostel, dit keer op een slaapzaal met twaalf anderen, met op de gang een wc die verstopt was, terwijl het er bij haar van alle kanten uitspoot. “Ik denk dat ik voedsel­vergiftiging heb, pap.”

We hebben haar gedwongen naar een kliniek te gaan. En wat denk je: niks geen voedselvergiftiging natuurlijk. Dengue. De knokkelkoorts. Het goede nieuws: je gaat er niet aan dood. Het slechte nieuws: je bent een paar dagen zo ziek dat je zou wensen dat je dood was.
Tijdens het kotsen kon ze gelukkig wel met mooi gelakte nagels stevig die smerige, verstopte wc-pot vasthouden.
Maar toen hebben we haar toch overruled. We hebben een Uber geregeld die haar van dat vieze apenkot naar een normaal hotel, met eigen wc en airco, bracht waar ze fruit in plaats van shotjes serveren. Ja, we hebben bewust de rol van buideldier gekozen.

Voor puberadvies van Kluun, download de LINDA.app

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN