Column

‘Ik vind het moeilijk om nee te zeggen’

doorJohan Fretz

ZELF BEN IK DIE ENE MAN DIE ZICH ALLERHANDE ABONNEMENTEN en lidmaatschappen laat aanpraten, en die vervolgens vergeet ze op te zeggen. Ik ben die perfecte klant, aan wie je als verkoper vertelt dat het maar voor twee maanden is en u – mits u op tijd een mailtje stuurt of belletje pleegt – nergens aan vastzit. Yeah right. Leg dat maar uit aan een adhd’er in zijn tropenjaren. Ik zet vaak mijn handtekening. Prima. het uitschrijven komt wel. Volgende maand. Of die daarna, of misschien wel nooit. Ik ben echt het ultieme slachtoffer voor straatverkopers en collectanten. Ik vind het moeilijk om nee te zeggen. Toen ik in de twintig was, waren er periodes dat ik in een week drie daklozen­kranten kocht, gewoon omdat ik niemand teleur durfde te stellen. Ik herinner me die keer dat ik naar de supermarkt liep toen ik werd aangesproken door een bloedmooi meisje van mijn eigen leeftijd, dat me zonder enige gêne een lidmaatschap van de hartstichting in lulde. Ik zei dat ik wel lid wilde worden, als ze met me mee uit eten zou gaan. Dat vond ze goed. ze gaf me haar nummer, ik haar mijn bankrekeningnummer. Ik word gewoon lid. Voor altijd. Goddank heeft dat ook voordelen: door mijn eigen chaos zal ik zelden de miljoenen van een mogelijke straatprijs missen. In een van zijn romans beschrijft Herman Koch hoe er na elke vliegramp altijd een verhaal opduikt over die ene passagier die een ticket had en eigenlijk aan boord had moeten zitten, maar uiteindelijk op het laatste moment toch niet ging. Hij versliep zich, stond vast in de file naar het vliegveld, of besloot zijn reis toch naar een andere dag te verplaatsen. Het noodlot (of het toeval?) redde hem van een tragische en plotse dood. Zoals je aan het tragische noodlot kunt ontsnappen, kun je natuurlijk andersom ook ontsnappen aan het lot uit de loterij.

Tegenover het fenomeen dat Koch beschrijft, staan de talloze verhalen over die ene buurman die na vijftien jaar nét zijn loten van de postcode­loterij had opgezegd, om een week later met de moed der wanhoop toe te kijken hoe de nieuwjaarsprijs op zijn postcode is gevallen. De hele straat multimiljonair en hij staat met lege handen. Hoe moet dat voelen? Dat ­gevoel zal ik dus niet kennen. Ik ben tegen die tijd al bijna vergeten dat ik mezelf ooit had gezworen het proefabonnement op te zeggen en zodra de confetti uit het kanon van Winston Gerschtanowitz met windkracht 11 mijn gezicht in schiet, troost ik me met het feit dat mijn getreuzel en vergeetachtigheid voor administratieve taken me uiteindelijk een grote dienst hebben bewezen en de weg hebben vrijgemaakt voor een leven in weelde en rijkdom. Ik denk aan mijn vader, die vroeger altijd hardop fantaseerde over wat hij zoal zou gaan doen als hij de loterij zou winnen. “Minstens vijf miljoen win ik”, zei hij, zonder enig spoor van twijfel. niet als grap, nee: bloedserieus. De vraag was niet óf maar wannéér het zou gebeuren. Het zou het beste zijn als ik eens achter de computer zou gaan zitten en die vergeten lidmaatschappen op loten zou beëindigen. Maar ik durf niet. Stel je voor dat nu net … deze keer … deze maand. Voor een romantisch dinertje met het meisje van de hartstichting, een date die er nooit meer van kwam, is het sowieso te laat. Maar geen zorgen: geef me vijf miljoen. Hebben we het nergens meer over.

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN