Column

‘Als wij vliegen, kieperen we al onze ouderlijke principes overboord’

IK HEB GEEN VLIEGSCHAAMTE, ik probeer mezelf gewoon zo vaak mogelijk de hel op aarde die vliegen met twee jonge kinderen is, te besparen. Al dagen voor zo’n vlucht ­vertrekt, bespreken mijn vriendin en ik hoe we de reis gaan overleven. “Een Liga kan wel. Maar rozijntjes niet. De kans is heel groot dat die van Leah dan eindigen op het hoofd van de persoon op de stoel voor haar”, zeg ik tegen S. Zij schudt haar hoofd. “Nou en?! Ze is een kind.” Ik ben daar best jaloers op, want wanneer ik met mijn kinderen in de publieke ruimte verkeer, voel ik me extreem verantwoordelijk voor mijn omgeving. Franse vrienden zeggen zelfs weleens: “Waren maar meer Hollandse ouders zoals jij.” Maar S. heeft natuurlijk ook gelijk: de hele tijd “Nee dat mag niet” zeggen, is niet goed. Als we tegenwoordig gaan vliegen, zijn al onze ouderlijke principes in ieder geval allang overboord gekieperd. Tablets slecht voor het kind? Wij hebben er inmiddels twee. Kijk maar tien afleveringen Paw Patrol, als dat voorkomt dat je het bekertje KLM-koffie van papa wegslaat richting de meneer die naast ons zit. Ik wil zonder hartverzakking en schadeclaims landen, dan ben ik al tevreden.

Terwijl ik vroeger dus echt genoot van een vlucht. Filmpje kijken. Beetje tukken. En dan kwam het karretje alweer. Maar sinds ik met minderjarige huisgenoten reis, krijg ik bij de aanblik van het eetkarretje een acute paniekaanval, puur omdat ik weet hoelang ze het gangpad blokkeren, en ik James er dus dertig oneindige minuten van zal moeten overtuigen dat hij zijn plas moet ophouden. Om in het uiterste geval dan maar met hem naar de wc voor in het vliegtuig te lopen, waar we afkeurend zullen worden aangekeken door businessclass-passagiers, met dezelfde blik als de moeder van Rose in de Titanic, wanneer Jack uit de derde klas de dinerzaal binnenloopt. S. zegt dat ik me niet zo moet ­aanstellen en dat is op zich een goede aansporing voor mij, en waarschijnlijk voor elke man. Maar soms zie ik haar ook stilletjes door de grond zakken, ­wanneer Leah ondanks al onze goede voor­bereidingen woest krijst, omdat we de ­verkeerde aflevering van Pippi Langkous op de iPad hebben gezet. En toch … ik moet zeggen dat we er steeds beter in worden. Beslagen ten ijs de lucht in. Wij kunnen dat.

Deze zomer sloten we onze vakantie in Zuid-Frankrijk af in een chic hotel met zwembad, vlak bij het vliegveld. Iedereen was uitgeslapen, de tablets en koptelefoons waren opgeladen, alle snacks waren voorradig. Die vlucht van anderhalf uur zou een eitje worden. We namen plaats, de purser sloot de deur. Toen zag ik de piloot voor in het gangpad staan, met een ernstig gezicht. “Dames en heren: we hebben geboard, maar er hangt een grote storm boven Parijs. Dat betekent dat we hier ongeveer twee uur zullen moeten wachten.” Ik had het goed begrepen: deuren dicht. Twee uur wachten. Op de stoeltjes. S. keek me aan. Niet zo aan­stellen? Ja, vast. Maar toen wij uren later eindelijk op Schiphol waren geland en volledig uitgeput bij de bagageband stonden, keek ik S. aan en zei: “Voor de volgende zomer ga ik eindelijk echt mijn rijbewijs halen.” Ze knikte en zei: “Ja. Dit NOOIT meer.”

TRENDING

Gerelateerd

NET BINNEN