Ik zat aan de tafel die grenst aan de keuken, met een kop koffie voor mijn neus en mijn telefoon in mijn hand, de dag te beginnen zoals ik dat altijd deed, toen mijn vriend binnenkwam. Terug van de kinderen naar school brengen. Met een uitdrukking op zijn gezicht die zich lastig liet benoemen.
Hij ging tegenover me zitten. Schonk koffie voor zichzelf in. Bleef even in gedachten verzonken voor zich uitkijken. Tot hij me plotseling aankeek en zei: “Ik denk dat het eindelijk is gebeurd.” Noem het telepathie, noem het de onuitgesproken taal die je ontwikkelt als je twintig jaar samen bent, maar ik wist meteen wat hij bedoelde.