In de rubriek ‘Zeg eens eerlijk‘ staan eerlijke verhalen over het moederschap centraal. Want ja, het is prachtig, maar soms ook gewoon verdomd hard werken.
Vandaag de beurt aan Aimee (33), moeder van twee dochters.
In de rubriek ‘Zeg eens eerlijk‘ staan eerlijke verhalen over het moederschap centraal. Want ja, het is prachtig, maar soms ook gewoon verdomd hard werken.
Vandaag de beurt aan Aimee (33), moeder van twee dochters.
“In 2019 werd ik moeder van mijn oudste dochter, een lieve, tevreden baby die heel gemakkelijk was. Die gebroken nachten nam ik op de koop toe, ze was zó leuk. Na anderhalf jaar wilden we graag een broertje of zusje voor haar, iets wat vrij snel lukte. Maar eigenlijk voelde ik me vanaf het begin anders dan tijdens mijn eerste zwangerschap. Mijn buik groeide wel, maar ik voelde mezelf gewoon niet zwanger.
De controles verliepen allemaal goed en bij de 20-weken-echo kwamen we erachter dat we een tweede meisje zouden krijgen, helemaal leuk. Maar tijdens die controle kon de verloskundige het hartje niet zo goed opmeten en leek de hoofdomtrek wat klein.
Twee dagen later mochten we terugkomen voor een nieuwe poging. Ook toen ging het opmeten lastig en kregen we uiteindelijk de mededeling dat we langs het ziekenhuis moesten: ons meisje zat onder het derde percentiel, qua groei van armen en hoofdje. Ze had nog geen idee over de oorzaak, maar wilde wel dat iemand mee zou kijken.”
“In het ziekenhuis bleek dat mijn dochter inderdaad achterliep qua groei. Ze zat bij de kleinste drie procent van alle kindjes in dit stadium van de zwangerschap, en loopt drie weken achter in groei. Die afspraak was het begin van een enorm traject waarbij ik 36 keer naar het ziekenhuis moest voor afspraken met elf verschillende echoscopisten. We waren overgeleverd aan het ziekenhuis en hun planning, enorm spannend.
In die weken kwam ik kilo’s aan van de stress, terwijl mijn kindje klein bleef. Ik voelde me angstig, in mijn hoofd speelden zich allerlei doemscenario’s af. Stel nou dat er echt iets mis zou zijn? Dat we wekenlang in het ziekenhuis zouden moeten blijven? Ook had ik een schuldgevoel naar mijn kindje toe, deze moeilijkere zwangerschap voelde als falen. Had ik rustiger aan moeten doen? Nog minder moeten werken, nog gezonder eten? Ik deed al mijn best, maar het schoot allemaal toch door mijn hoofd.
Eigenlijk wisten alleen ik en mijn man over de situatie van ons kind. Ergens hoopten we dat het vanzelf bij zou trekken: we wilden geen paniek zaaien om niets. Maar je kunt je voorstellen dat dit ook eenzaam ging voelen op een gegeven moment.”
“Met 34 weken werd er al gesproken over inleiden, maar eigenlijk wilde ik dat helemaal niet. Het kindje was al klein en groeide langzaam, waarom zou je het dan ook nog eens eerder halen? Maar volgens artsen was het te risicovol om haar te laten zitten tot het einde. Ik maakte dus maar een afspraak voor in week 37, door de vakantieperiode zaten er nog een paar extra weken tussen. Vond ik helemaal niet erg.
Een dag voor deze afspraak kreeg ik weeën. Ik wist het nog een paar uur te rekken zodat mijn man de peuter naar de opvang kon brengen, daarna reden we meteen naar het ziekenhuis. Om 08.30 kreeg ik een eigen kamer, om 09.25 kwam Noa na drie persrondes al ter wereld. ‘Zeg die inleidafspraak maar af’, grapte ik nog.
Noa was nog steeds wat aan de kleine kant, maar alles leek verder goed. We bleven een nachtje ter observatie in het ziekenhuis en mochten daarna naar huis. Mijn man was enorm opgelucht, maar bij mij ging dat niet zo snel. Angst en onzekerheid bleven aanwezig de eerste dagen: zou er nog een ander mankement tevoorschijn komen, of was alles écht oké?”
“Na Noa’s geboorte kregen we extra afspraken bij het consultatiebureau om haar groei te monitoren. Er werd niets gevonden: ze was klein, maar gezond. Na vijf maanden bleek dat ze wel twee afwijkingen heeft: heupdysplasie en heupluxatie. Aan de ene kant zit haar heup niet in de kom, aan de andere kant zit haar heup veel hoger dan de kom. Ze schoten er dus continu uit, iets wat ze gelukkig niet voelde.
Op langere termijn zou ze hier wél meer last van krijgen, dus moest ze een soort spreidbroekje aan om de boel op de juiste plek te krijgen. Geen pretje, want het gaf haar spierpijn en beperkte haar bewegingen. Inmiddels is dat een broekje van hard gips. Gek genoeg zit dat nog beter ook. Hoe vaak we ook naar het ziekenhuis moeten: Noa blijft lachen en dát maakt mij weer gelukkig. Ik heb mijn angsten een plek gegeven: ze is nou eenmaal wat kleiner, maar ze volgt haar lijn en is blij. Het lag aan de natuur, niet aan mij.”
Heb jij ook een ervaring die je wilt delen en sta je open voor een kort (eventueel anoniem) telefonisch interview? Mail dan naar ellen.hensbergen@linda.nl met een korte samenvatting van jouw verhaal en je telefoonnummer.
Marijke was zwanger en kreeg malaria: 'En na de bevalling een depressie en randpsychose'Lees ook