Nadat ik met moeite een parkeerplek heb gevonden, stap ik de statige trap van het grachtenpand op en bel aan. Een man met Pakistaanse looks opent de deur twintig centimeter en bekijkt me vluchtig.
“Schiet op, babe.” Ik blijf staan, er is te weinig ruimte, maar hij trekt aan mijn arm en duwt gehaast de deur achter me dicht.