Ik voel me vreselijk ongemakkelijk in mijn korte rokje. Martijn vroeg erom. Een minirok én jarretels. Dat die twee niet goed matchen, beseft hij niet.
Nu zit ik in een restaurant vol schemerlampen met gouden biezen op de kap en zou het liefst naar huis gaan. Kan ik meteen de ordinaire nagellak verwijderen die hij vooraf naar het bureau had gestuurd, samen met een kaart met een roos. “Heb je het naar je zin?”, hijgt hij. Zijn grijze haar glinstert van de brillantine. Ik knik lieflijk. Onder tafel trek ik aan de punten van de stretchstof. “Zullen we vandaag chic doen? Ik trakteer. Lust je chardonnay?”