Dik een jaar geleden verbouwde ik mijn halve huis en afgelopen winter werkte ik talloze vierkante meters tuintegels per loodzware kruiwagen weg. Ik til nog regelmatig mijn 34 kilo wegende zoon op en de onwillige hond onder de douche ontblubberen is ook een fysieke inspanning van jewelste.
Maar het is de stofzuiger, zo’n alledaags niks-aan-de-hand apparaat, die me de das omdoet. Ergens tussen het bed en achter de wasmachine schiet er een mes door mijn rug en de pijn is zo plotseling, zo intens, dat mijn eerste gedachte is dat ik weeën heb. Kan niet, verre van zelfs, ik ben gewoon voor het eerst in mijn leven door m’n rug gegaan. Maar dat klinkt altijd zo knullig, zo van: “Hoi, ik ben Hanneke en ik zit op turnen en ik maakte een bruggetje en nu heb ik súperveel last”, of juist het andere uiterste, meer de: “Ja Henk hier, ik kom effe niet want ik ben van het dak geflikkerd en nu is die kloterug weer kapot.” De realiteit is nog erger, namelijk de: “Ehm… Carolien hier, ik sport nooit en mijn core lijkt daarom al jaren op gesmolten deeg. Voor straf kan ik nu alleen nog staan, want elke andere houding doet zo’n vlammende pijn, dat ik alleen maar wil huilen.”