Bekroond journalist Nikki Sterkenburg promoveerde op de beweegredenen van extreemrechts in Nederland én schreef er een boek over.
“Jaknikken toen het over ‘die fijne tijd van de Tweede Wereldoorlog’ ging, viel me zwaar.”
Bekroond journalist Nikki Sterkenburg promoveerde op de beweegredenen van extreemrechts in Nederland én schreef er een boek over.
“Jaknikken toen het over ‘die fijne tijd van de Tweede Wereldoorlog’ ging, viel me zwaar.”
De dag voor het interview promoveert Sterkenburg – inmiddels plaatsvervangend hoofd analyse bij de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) – aan de Leidse universiteit. “Voor mannen is de dresscode een rokkostuum. Voor vrouwen is het altijd stemmig zwart of blauw. Ik vond dat deze feestelijke gelegenheid schreeuwde om glitters.” Het werd een roze glitterjurk.
Voorin in haar boek neemt ze een quote van zangeres Lily Allen op:
You’re willing to spend three hours in the mirror
getting the right selfie.
I would rather spend
three hours arguing with racists
Uiteindelijk doet Sterkenburg dit bijna zes jaar lang met extreemrechtse Nederlanders. Soms iets meer, soms iets minder uitgesproken, maar altijd met open vizier. Ze begint haar onderzoek als journalist van Elsevier en Vrij Nederland en gaat hiermee verder als wetenschapper.
Waarom moest dit boek er komen?
“Bij presentaties over mijn onderzoek, vroegen mensen vooral hoe vaak ik met ze afsprak, of ik bang was, bedreigd werd, wat het gekste was wat ik had meegemaakt; kortom, ze vroegen naar mijn ervaringen. Als ik hier ooit een boek over schrijf, dan moet het in de ik-vorm, dacht ik toen. Mijn onderzoek begon ik ook als journalist.
In 2014 stond ik bij een demonstratie in Den Haag, waarbij ook extreemlinkse activisten waren. ’t Verliep rustig, tot er drie doodnormale mannen aan kwamen lopen. De politie en demonstranten reageerden superheftig. “Wie zijn dat?” – “Neonazi’s.” Maar ik zag geen kale koppen, geen Nederlandse vlaggetjes op bomberjacks. Dus ik erheen en vroeg of ze neonazi’s waren. Tot mijn verbazing zeiden ze ‘ja’ en binnen vijf minuten waren we in gesprek. Ik was verbaasd dat ze zo open waren.
En in 2015 sloot extreemrechts zich aan bij boze burgers, die demonstreerden tegen de komst van vluchtelingen naar Nederland, bij asielzoekerscentra in woonwijken.
Een nieuwe ontwikkeling. Ze passen hun boodschap aan naar gelang de doelgroep bij wie ze zich willen aansluiten. Vroeger moest je alles in zijn geheel omarmen, tegenwoordig niet meer. Ze zijn veel slimmer geworden in hoe ze hun boodschap brengen. Ze beginnen niet meteen over nazi-Duitsland. Als je voor het behoud van zwarte piet bent, dan is dat al goed. En alle mensen bij die coronaprotesten nu zijn in ieder geval anti-overheid, net als zij. Het gaat zoveel slimmer en subtieler.”
Aan het begin van je onderzoek dacht je nog: ‘Als ik me hiervoor langere tijd in verdiep, sleep ik vast veel primeurs binnen.’ Is dat gelukt?
“Nee, ik zou het iedereen afraden. Die dubbelrol van journalist en wetenschapper werkt niet. Als journalist breng je wat je ontdekt naar buiten. Als wetenschapper volg je het principe van do no harm. Iemand mag er geen last van ondervinden dat hij aan jouw onderzoek meewerkt. In die beginperiode heb ik wel een paar verhalen gemaakt, maar daar stopte ik snel mee. Het voelde af en toe als een flinke spagaat.
Er was bijvoorbeeld een tijdje iemand prominent in het nieuws van wie ik dacht: mensen zouden eens moeten weten wat diegene allemaal tegen mij zegt over zijn extreemrechtse denkbeelden. Maar er is een vertrouwensband en ik kan dan niet naar buiten brengen wat ik over diegene weet. Als ik op dat moment journalist was geweest, dan had ik er misschien iets mee gedaan.”
Wat is het verschil met het extreemrechts van Hans Janmaat in de jaren 80 en dat van nu?
“Vroeger raakte je je baan kwijt als men wist dat je Janmaat aanhing. Familie en vrienden zeiden ‘doei doei’ en je raakte helemaal geïsoleerd. Sommigen van mijn geïnterviewden raken weleens een baan kwijt, maar het merendeel van hun familie en vrienden en collega’s weten van hun extreme denkbeelden, maar lijken er geen consequenties aan te verbinden. Ze nemen het allemaal niet zo serieus. Ze denken: ach, afgezien daarvan is het een aardige gast. Een van de geïnterviewden hoeft op haar werk in de zorg geen donkere mensen te wassen bijvoorbeeld.”
Hoe komt het dat openlijk racistisch zijn normaal is geworden?
“We zijn steeds meer gewend geraakt aan de retoriek. Ook zijn bepaalde extreemrechtse standpunten gewoon overgenomen door politieke partijen. Ik denk dat de politiek ook wel een belangrijke rol heeft gespeeld. Ik heb allemaal oude rapporten doorgeploegd van de Anne Frankstichting. Wat er zich in 2003 (qua antisemitisme en vreemdelingenhaat) in de donkere krochten van het internet afspeelde, dat zie ik inmiddels dagelijks voorbijkomen in mijn timeline. Het is genormaliseerd.”
Wat is de rol van de media hierin?
“De media zouden zich er meer bewust van moeten zijn. Zien dat alles wat je aandacht geeft, groeit. Dus als je al een extreme uitspraak van iemand brengt, zet dat in de context.”
Een van je geïnterviewden zegt vol trots dat het zelfs in de Tweede Kamer over de relatie tussen IQ en verschillende volkeren ging. ‘Het zaadje is geplant’, zei hij.
“Ja. Als bepaalde mensen heel extreme uitspraken doen, je hebt het daar week na week na week over, dan helpt dat die extreme uitspraken normaliseren. Want mensen herinneren zich niet die ene factcheck waarin die uitspraak wordt ontkracht, maar wel dat het er dagenlang over ging.”
Ze gaan instrumenteel te werk. Waarom wilden ze met jou praten?
“Ze zijn heel trots op wat ze doen en willen dat graag vertellen. Graag laten zien dat ze meer zijn dan schreeuwende mensen bij demonstraties. Ze willen de liefde die zij voor Nederland voelen, uitdragen. Zij zeggen ook: ‘Ik doe het niet uit haat, maar uit liefde voor mijn land’. Dat vond ik ingewikkeld. Je doet iets uit liefde, maar je wil wel mensen gedwongen Nederland uit zetten, deporteren en een soort apartheid in de samenleving met eersterangs- en tweederangsburgers.”
Je sprak ook een klein aantal dat zich heeft bewapend, die denken dat er een burgeroorlog komt. Hebben we daar in Nederland genoeg oog voor?
“Als het gaat om individuen, dan zitten de politie en veiligheidsdiensten er wel redelijk strak bovenop. Maar bij de moslimgemeenschap hebben we talloze manieren om signalen van radicalisering te melden en is ook de moslimgemeenschap zelf benaderd om dat te doen. En als ik dan aan deze groep vraag: ‘Heb je contact met een sociaal werker of de wijkagent of je docent hierover?’, dan is het antwoord nee. Daar wordt het hele systeem van preventie nog maar weinig voor ingezet.
Het viel me ook op dat de berichtgeving over de brandbom die naar de moskee in Enschede werd gegooid, en door de rechter is beoordeeld tot brandstichting met terroristisch oogmerk, mondjesmaat was. Als er iemand met een islamitische achtergrond molotovcocktails naar een kerk zou hebben gegooid, was er meer aandacht voor geweest.”
Wat is het verschil?
“Zij staan dichter bij ‘ons’ en we zien extreemrechts eigenlijk ook als iets dat niet bij autochtone Nederlanders hoort. Maar we zien wel steeds terug in de publieke opinie dat jihadisme iets is wat automatisch de moslimgemeenschap wordt aangerekend. Daarom wordt aan moslims ook voortdurend gevraagd om afstand te nemen en aanslagen te veroordelen. Maar als het gaat over de autochtone Nederlandse gemeenschap, dan zie je die neiging veel minder.”
Je schreef dat als je geen witte vrouw was die voor een conservatief rechts blad schreef, maar Sylvana Simons, dat ze dan echt niet met je in gesprek wilden.
“Ja, dan was het lang niet zo gezellig geweest. Dat was het ingewikkelde, ik vond het ook heel aardige mensen. Maar aardige mensen kunnen heel zorgwekkende denkbeelden hebben.”
Ik heb bijvoorbeeld aan tafel gezeten waar men zei: ‘De Tweede Wereldoorlog was zo vet! Daar hadden we echt bij moeten zijn!’ Toen dacht ik: wat zou oma ervan vinden dat ik zit mee te knikken? Zij is weliswaar overleden toen ik tien was, maar ik wist wel dat zij heel erg was getekend door de oorlog. Ze haalde haar ouders over om het gezin van haar beste vriendinnetje in huis te nemen. Uiteindelijk zaten die een jaar lang bij hen ondergedoken. Later vroeg ik aan mijn moeder wat zij ervan gevonden zou hebben. ‘Oma zou heel trots op je zijn’, zei ze. Dat neem ik dan maar aan.”
Lees ook
Nadia Bouras wordt bedreigd door extreemrechts: “Ik ben niet het laatste doelwit.”