Jolanda Tijmstra (55) groeit als oudste dochter op in een disfunctioneel gezin met geweld, alcoholisme en misbruik en omschrijft zichzelf als de ‘moeder van haar moeder’.
Zo’n volwassen rol van een kind wordt ook wel parentificatie genoemd.
Jolanda Tijmstra (55) groeit als oudste dochter op in een disfunctioneel gezin met geweld, alcoholisme en misbruik en omschrijft zichzelf als de ‘moeder van haar moeder’.
Zo’n volwassen rol van een kind wordt ook wel parentificatie genoemd.
Ze schrijft op latere leeftijd het boek Basta! Er is écht alleen maar liefde over haar leven als geparentificeerd kind en vertelt hoe ze haar moeder uiteindelijk kon vergeven.
Parentificatie is een term uit de psychologie en treedt op wanneer ouder- en kindrollen in een gezin worden omgedraaid. Vaak omdat de jeugd of gezinssituatie daar naar is. Een kind fungeert bijvoorbeeld als zorgdrager, redder of steunpilaar en biedt in het gezin emotionele steun of neemt huishoudelijke verantwoordelijkheden op zich. Dit komt vaak voor in gezinnen waar de ouders hun rol niet kunnen vervullen. Maar dat is niet zonder gevolgen. Geparentificeerde kinderen hebben op volwassen leeftijd vaak moeite met hun zelfbeeld, relaties, grenzen en angst.
Jolanda groeit op met haar ouders en twee jongere zusjes. Haar vader is de kostwinner en haar moeder voedt de kinderen op. “Mijn zusjes en ik zijn vrij snel na elkaar geboren. Voor mijn moeder was het een zware taak om ons groot te brengen.”
Jolanda’s vader en moeder scheiden als zij elf jaar is. Hoewel haar moeder ook voor de scheiding weleens naar een glas sherry of rosé grijpt, wordt haar drankgebruik heviger na de relatiebreuk. Jolanda besluit bij haar moeder te gaan wonen, terwijl haar zusjes ook deels bij hun vader wonen. “Later kwam ik erachter dat mijn moeder ons eigenlijk helemaal niet bij haar thuis wilde hebben. Ze wilde een nieuw leven beginnen met haar nieuwe vriend.”
Die nieuwe vriend komt vrij snel na de scheiding in beeld. “We hebben een half jaar met hem samengewoond. Toen wij bij hem inwoonden begon hij mij te misbruiken. Later, toen wij weer een eigen woning kregen, ging het misbruik door. Hij heeft mij zeker drie jaar misbruikt in mijn begin tienerjaren. Eigenlijk voerde ik al die tijd een stille oorlog. Hoewel ik in de laatste fase niet meer naar hem toe hoefde, heeft mijn moeder zeker vier jaar een relatie met hem gehad.”
De parentificatie herinnert Jolanda zich al uit haar jongere kinderjaren. “Mijn moeder besloot toen ik een jaar of zeven was om te gaan werken. En dat betekende dat ik verantwoordelijk werd voor mijn zusjes. Die bracht ik dan naar school en we waren vaak alleen thuis. Ik weet nog dat mijn zusjes huilden en ik dan wortels of aardappels voor ze kookte.”
Jolanda omschrijft haar moeder als iemand met een ingewikkelde persoonlijkheid. “Ze had twee gezichten in drie seconden tijd. Het ene moment was ik haar heldin en het andere moment moest ik weg. Ik kon aan haar wimpers aflezen hoe haar gemoedstoestand was.”
Het alcoholisme wordt tijdens de nieuwe relatie van Jolanda’s moeder heviger. “De drank werd sterker en ze was heel vaak dronken. Door haar dronkenschap kon ook het misbruik plaatsvinden. Daarnaast deed ik alles alleen thuis. Ik kookte, waste, maakte mijn eigen broodtrommel en lapte de ramen. Maar juist ook in emotionele zin was er sprake van parentificatie. Mijn moeder besprak dingen met mij die een moeder niet met haar dochter hoort te bespreken. Ze behandelde mij meer als een vriendin dan een kind.”
Als Jolanda ouder wordt en de relatie tussen haar moeder en ‘stiefvader’ eindigt, komt de situatie thuis steeds meer op spanning te staan. “Mijn moeder kon moeilijk alleen zijn en ging mij meer claimen. Ze wilde me in haar buurt hebben, las mijn post, brieven van mijn vriendje, dagboek en luisterde telefoongesprekken af. Ook kwamen mijn zusjes weer bij ons wonen en ineens probeerde ze weer de moederrol op zich te nemen. Door het claimen, alles willen weten en mij geen ruimte kunnen geven, liepen de ruzies op. Hoe zelfstandiger ik werd, hoe meer haar verlatingsangst zij kreeg en dit gedrag vertoonde. Rond mijn zeventiende liep ik thuis weg en werd ik door mijn vriendje en zijn ouders opgevangen.”
Maar parentificatie heeft vaak een weerslag op het volwassen leven. Ook bij Jolanda. “Ik voelde me altijd verantwoordelijk voor de pijn van een ander. Ik wilde mijn zusjes en vriendjes redden, was zorgzaam en wilde iedereen helpen. Lang heb ik gedacht: dat is toch alleen maar een mooie kwaliteit.”
Dat bleek toch anders te werken voor haar. “Het is schadelijk, het put je namelijk uit. Daarnaast is het net zozeer schadelijk voor een ander. Je biedt namelijk geen hulp, maar ‘redt’ vanuit een behoefte in jezelf. Dat hulpverlenerssyndroom is iets wat je moet afleren. Je kunt nooit verantwoordelijk zijn voor de keuzes die iemand maakt of de gevoelens die hij of zij voelt.”
En ook bij Jolanda eist het ‘redden’ uiteindelijk z’n tol. “Ik heb altijd keihard gewerkt. Naast mijn studie aan de pabo had ik allerlei baantjes om rond te komen. Na mijn afstuderen kreeg ik gelijk een baan en ging fulltime werken. Maar toen stortte ik rond mijn 23e volledig in. Ik had zo hard gewerkt, dat het zwart werd voor mijn ogen. Toen besloot ik naar een psycholoog te gaan en ben ik heel lang in therapie geweest. Door deze therapeut durfde ik ook aangifte te doen tegen de man die mij misbruikte.”
Deze man komt uiteindelijk in voorarrest terecht, maar volgens de rechtbank ontbreekt het aan bewijs en is de zaak verjaard. Ondanks het hoger beroep van Jolanda wordt hij nooit gestraft.
Door de therapiesessies die Jolanda volgt, leert ze meer voor zichzelf opkomen. “De therapie hielp me om mijn leven op orde te krijgen en ik kon mijn frustraties van mij afpraten. Maar ik werd ook nog steeds geteisterd door paniekaanvallen en nachtmerries.”
Ze vervolgt: “Eigenlijk heb ik mijn leven lang al fysieke klachten. Ik had regelmatig blaas- en keelontstekingen, was altijd moe, verkrampt en had last van een trage schildklier. Ook was ik bang om alleen te zijn, had sociale angst en was heel wantrouwig. Dat maakte een hoop moeilijk in mijn leven, ook in relaties. In mijn beleving moest ik altijd doen wat een ander wilde. Daarom hield ik emotionele afstand. Ik was teruggetrokken, gereserveerd en ik hield emotionele afstand naar mijn partners toe. Ik zag namelijk overal dwang. Dat was iets waar ik zelf doorheen moest breken.”
Na tal van therapieën en een zoektocht van jaren, voelt Jolanda voor het eerst verlichting van haar klachten door zogenoemde Past Reality Integration (PRI)-therapie, een holistische therapievorm die ervan uitgaat dat problemen in het volwassen leven voortkomen uit onverwerkt trauma uit de jeugd. Een richting waar ze uiteindelijk ook haar werk van maakt als therapeut. “Ik ontdekte door deze therapie dat ik overal dwang waarnam en dat ik me daar nog altijd tegen beschermde. Eindelijk ging ik begrijpen waarom ik altijd zo moe was. Mijn verleden was allang voorbij, maar ik bleef door de gekleurde bril van het verleden kijken.”
Na een lange weg van therapie en verwerking, besluit Jolanda contact op te nemen met haar moeder. “Mijn moeder en ik hadden altijd een hele slechte relatie. Nadat ik wegliep, werd zij nog zwaarder alcoholist. Na jaren radiostilte besloot ik haar op haar 75e op te bellen en bleek dat ze ongeneeslijk ziek was.”
Na al die jaren besluit Jolanda haar moeder onder ogen te komen. “Ik heb haar uiteindelijk zeven weken lang verzorgd, omdat ik voelde dat we samen nog iets af te sluiten hadden.” Ze omschrijft die dagen bij haar moeder als een ‘ingewikkelde scène’, waar iets moois uit ontstond. “Er is iets gebeurd met mijn moeder, of met mij, waardoor mijn moeder zich durfde te openen. Ze was een zwakke en zieke vrouw die niet meer boos en dronken was. Ze vroeg me: ‘Waar zit je toch mee na al die jaren?’ Toen heb ik haar alles verteld.”
Ze vervolgt: “Ik heb haar heel vaak gehaat, omdat ze ons niet kon beschermen en ik voor haar moest zorgen. Maar toen ze zo ziek was, zag ik in haar een kind in een volwassen lichaam dat het tij niet kon keren. Toen ik haar vertelde wat er allemaal gebeurd was, vroeg ze me of ik haar kon vergeven. Na een paar dagen kon ik haar excuses aanvaarden en kwam er rust. Ik voelde dat zij dit wilde afsluiten en gaandeweg groeiden we naar elkaar toe. Ik waste haar haren, zong liedjes met haar en mijn hart werd zachter. Toen kon ik haar op haar sterfbed vergeven. Ik ben tot haar laatste adem bij haar gebleven.”
Vijf jaar na het overlijden van haar moeder besluit Jolanda een boek te schrijven. De aanleiding daarvoor was een terugkerende, nare droom. “Ik had jarenlang dezelfde nachtmerrie. Een droom waarin ik in mijn nachtjapon boven een stad vloog en zag hoe alles in puin lag. Een stad die door oorlog verwoest was. In mijn familie zit ook veel oorlogstrauma. Door de bombardementen in Rotterdam, familieleden die werden doodgeschoten of op de vlucht waren omdat ze in het verzet zaten.”
Maar deze keer eindigde de droom met een boek in haar handen. “Ik besloot het te schrijven en droeg het op aan mijn familie. Basta! Er is écht alleen maar liefde staat voor het doorbreken van die nachtmerrie, die familiepatronen. Dat stopt bij mij en dan blijft er alleen maar liefde over. Mijn verhaal gaat niet alleen over misbruik en pijn. Het gaat ook over hoop en een weg uit het lijden. Ik heb inmiddels een fijne relatie, voel me energiek, gezond en vrij. Ik voel me eindelijk emotioneel vrij.”