Floortje Agema werkt in het mortuarium van het Radboud Universitair Medisch Centrum en schrijft voor LINDA.nl over de kinderbrancard.
Daarnaast is Agema verliesdeskundige, trainer en schrijver van het boek Jij wordt gekend.
Floortje Agema werkt in het mortuarium van het Radboud Universitair Medisch Centrum en schrijft voor LINDA.nl over de kinderbrancard.
Daarnaast is Agema verliesdeskundige, trainer en schrijver van het boek Jij wordt gekend.
We proberen het verschil te maken, iedere dag. Voor de mooie oude dame met de gezellige groene jurk, voor de lieve bezorgde papa die niet blijven kon, voor de echtgenote die na vijftig jaar de hand van haar geliefde moet loslaten. En voor de kleintjes, die met hun teerheid onze tederheid wakker maken, steeds opnieuw.
Kinderen die doodgaan. Daar wil je niet aan denken. Zo hoort het niet te gaan.
Toch gaat het af en toe wel zo. Soms komen kinderen in de koeling van een ziekenhuis mortuarium terecht. Omdat hun adem al verstilt voordat ze geboren worden, omdat ze door een ziekte gebroken worden, omdat ze met een klap uit het leven worden gerukt, omdat ze zomaar dood in hun bedje liggen.
Die plek, waar je niet over wilt denken en niet wilt zijn, dat is mijn werkplek. In ons mortuarium werken we met een klein team en zorgen we voor mensen die dood zijn, groot en klein zijn. We ontvangen naasten en zijn aanwezig bij momenten van diep verdriet en intense liefde.
Als een kind bij ons gebracht wordt, laten we met kleine gebaren weten dat wij ook gezien hebben dat het om een kind gaat. We hebben kinderpleisters, fleecedekentjes en een babykamer. We beseffen dat iedere herinnering belangrijk is. Dat onze handen een beetje warmte kunnen brengen in de kou van missen.
Op een dag las ik over Lennart, een kleine levenslustige boef met mooie krullen. De dag na zijn tweede verjaardag werd hij niet meer wakker. Zijn mama, Wendy Marsman, beschreef hoe zij hem in een ziekenhuismortuarium op een grote brancard moest achterlaten.
Ik realiseerde me dat ook wij geen koelingbrancard hadden die passend is voor kinderen die nog te klein zijn voor een groot bed. Dat moest anders. We zochten een kinderbrancard van 1.20 m, maar konden die niet vinden. Dus lieten we er eentje maken, onze ‘Lennart-mobiel’. We maken hem op als een kinderbedje, met kleurrijke stoffen, een zachte deken, knuffelkonijntjes.
Iedere dag die de kleine brancard kleurrijk en leeg in onze koeling doorbrengt is een goede dag. Zo nu en dan ontvangen we ouders, die hun kleintje eventjes bij ons achterlaten. Voor onderzoeken of om thuis voorbereidingen te treffen. Hun handen laten even los, hun harten nooit. Geen gebaar, geen kleur, geen zachtheid kan iets veranderen aan de verscheurende pijn, het onmetelijke verdriet. Toch voelen we ook dat we iets goeds doen, als we de kinderbrancard tevoorschijn halen. Het is een ding, een detail. En toch ook weer niet. Liefdevolle zorg kan zich uiten in de kleinste details.
Ouders weten niet hoe het eerder was, voordat die kleine krullenbol iets in beweging bracht. Hopelijk wordt hen bespaard wat Wendy zo pijnlijk treffend omschrijft: “Ik heb me daar in het mortuarium zo eenzaam gevoeld. Een nummer. En Lennart het zoveelste kleine lijfje in het mortuarium.”
Jarenlang stuurde ik Wendy af en toe een appje. Met simpelweg een hartje, of de mededeling: ‘Ik denk aan Lennart’. Dan wist zij genoeg. Voor ons stond vast: er komt een dag waarop wij elkaar de hand reiken en samen de wereld in gaan. Met onze schouders recht ons hart vol van Lennart gaan we vertellen wat verteld moet worden. Dat iedere ouder het recht heeft zich gezien te voelen, dat ieder kind een bedje verdient dat past. Een kinderkoelingbrancard in ieder mortuarium, dat is het doel.
Passend bij het lijfje van een kind, maar altijd veel te klein voor de bergen liefde die achterblijven. Ik denk lieve Lennart, dat wat jij met mama in beweging bracht een enorm verschil maakt. Steeds opnieuw.
Lees ook
Verpleegkundige Monique werkt op de covid-afdeling: ‘Mijn tranen zijn niet meer te houden’