Het is rustig aan de kant van Mehmet. Zijn appjes zijn niet meer dagelijks, mijn anxiety wel. En zoals gebruikelijk ren ik in onzekere tijden naar mijn mediamieke vriendin Marion.
Figuurlijk dan, want mijn voet zit nog steeds in het gips.
Het is rustig aan de kant van Mehmet. Zijn appjes zijn niet meer dagelijks, mijn anxiety wel. En zoals gebruikelijk ren ik in onzekere tijden naar mijn mediamieke vriendin Marion.
Figuurlijk dan, want mijn voet zit nog steeds in het gips.
In barre tijden biedt Marion troost. Of juist niet. In ieder geval is ze altijd eerlijk en zit ze er zelden naast. Is het slecht nieuws, dan drink ik de gifbeker het liefst in een keer leeg. Deze keer is ze echter wat vaag. Ze kijkt naar zijn foto. “Hmmm…”, zegt ze peinzend. “Ik snap niet helemaal wat ik voel. Leegte… Ja, heel gek, leeg.”
“Alsof hij een andere kant op kijkt, terwijl hij jou niet kan vergeten. Kan het zijn dat hij terug is bij zijn vrouw of dat daar overleg over is? Ik zie daar een discussie. Met haar, of familie, of vrienden. In ieder geval wordt er gepraat. Hij wil ook wel contact met je zoeken, maar om de een of andere reden doet hij dat niet. Waarom vraag je het niet gewoon op de man af?”
Ik leg haar uit dat ik dat vorige keer al heb gedaan, dat hij met overtuiging beweert door te willen gaan. Ik ga dat niet nog een keer vragen, want dan word ik de zeikerd die ik waarschijnlijk al enigszins ben. Ik moet of wat aan de situatie doen, of niet zeuren. Zo simpel is het rationeel. Maar gevoel en verstand vechten momenteel om voorrang.
Mijn aandacht wordt echter afgeleid. Ons hondje is ziek, Muus. Hij heet Pietertje, maar dat is verbasterd naar zijn troetelnaam Muus. Hij zit al aan de antidepressiva door zijn traumatische verleden bij een broodfokker, aan de plas- en hartpillen vanwege hartfalen, maar hij gaat nu zienderogen achteruit. Mijn dochter en ik gaan nog een keer naar de dierenarts, nog een keer de medicatie verhogen. Zelfs de dierenartsassistente huilt wanneer wij de arts in tranen smeken iets te doen, omdat we zo verschrikkelijk veel van hem houden.
We proberen, we proberen. We zitten nachten met hem op terwijl hij maar blijft hoesten. Ik weet dat het vocht achter zijn longetjes is, dat zijn hartje het allemaal niet meer aankan. Toch blijven we hopen op een klein wonder. Nadat we naar de dierenarts zijn geweest, gaan we wandelen bij ons oude huis, zijn bekende plekje.
Het lijkt even alsof hij helemaal opleeft. Is dit het wonder? Maar nee. Thuis begint hij weer te hoesten. Hij heeft geen rust. We zitten weer de hele nacht bij hem. Troosten hem, praten zachtjes tegen hem, knuffelen en hopen dat hij de slaap kan vatten.
Een vriendin die zaterdagochtend komt koffiedrinken, kijkt verschrikt naar de hoestende Muus en begint te huilen. “Hij lijdt”, zegt ze. “Jullie zien het niet meer omdat je je grens steeds meer verlegt, maar hij lijdt.”
Dan dringt het tot ons door wat ons te doen staat. We bellen de dierenarts en gaan met lood in onze schoenen naar de praktijk. Hij krijgt direct een snuitje op met zuurstof. We overleggen. De beslissing is evident. Dan laat ze ons even alleen zodat we afscheid van hem kunnen nemen.
Mijn dochter en ik kijken elkaar aan. Gebeurt dit echt? De tranen lopen als stille watervallen over ons gezicht. Ik huil om Muus, om het intense verdriet van mijn dochter die idolaat van hem is en hij van haar. We vertellen ons hondje hoeveel we van hem houden, we bedanken hem voor alles, alles wat hij ons heeft gebracht. En dan komt de arts terug.
Mijn dochter zet Carribbean Blue op van Enya terwijl hij langzaam in slaap valt in haar armen. Ze wiegt hem tot zijn zieltje zijn lichaam verlaat en hij weghuppelt over de regenboogbrug. We rekenen af, want niet alleen zijn leven, maar ook zijn dood kost geld. Het voelt als verraad.
Dan nemen we hem mee naar de auto, op weg naar Almere, naar een heel mooie dierenbegraafplaats. Mijn dochter rijdt. Ik heb ons kostbare vrachtje in een plastic mandje op schoot, ons allerlaatste ritje met hem. We hebben Carribbean Blue op repeat. Ik ben fysiek misselijk van verdriet en zie door mijn tranen niets meer. Geen verkeer, geen route, niets.
‘Muus is dood, Muus is dood. Weg. Dood’, hamert het door mijn hoofd, terwijl ik het niet kan bevatten. Pietje met al zijn kuren. Die niet wist wat een tv was, een auto of een warm mandje toen we hem kregen. Altijd in een hok buiten geleefd. Door weer en wind. Hij huilde toen hij voor het eerst in de auto zat.
De chihuahua is het enige hondenras dat echt tranen kan huilen. Dat deed Muus destijds, van angst en onzekerheid. Totdat hij eenmaal begreep dat hij veilig was en geliefd. Toen werd hij de baas in huis. Joeg de katten van het bed en wilde eten van een vorkje. Mehmet noemde hem ook altijd De Directeur…
In Almere worden we vol medeleven ontvangen. Er staat al een bedje voor hem klaar met een mooi bontje erin. Daar leggen we hem voorzichtig in. Ernaast brandt een kaarsje waar zijn officiële naam in sierlijke letters op staat: Pietertje.
We zoeken een mooi mandje uit waarin hij van de week wordt begraven. Het mandje van Mozes. Over een paar dagen krijg hij een echte grote-mensen-begrafenis.
Nog een aai, nog een zoen op zijn koppie en dan moeten we hem achterlaten samen met een stuk van ons hart. Stil rijden we terug. Stil is het huis. Geen getrippel, geen gehoest, geen Pietertje… En geen Mehmet. Hij laat het hopeloos afweten. Druk, druk, zegt hij.
Dan denk ik aan de woorden die Marion tegen me zei bij haar vorige sessie. “Hij is niet degene die je denkt dat hij is. Hij is gewoon een flierefluiter. Hij wil veel en nieuw. Het zou me niets verbazen als er een ander is. Dat hij het nu te druk voor jou heeft zegt al genoeg. Denk eraan, mensen die je pijn doen kunnen je nooit gelukkig maken…”
'Als ik de profielteksten op Tinder lees, denk ik vaak: waar haal je het lef vandaan?'Lees ook