Een tweeling is schattig en leuk totdat ze eenmaal allebei kunnen lopen. Of nou ja, dan is een tweeling nog steeds schattig en leuk, maar ook levensgevaarlijk, vooral voor zichzelf. Niks ten nadele van kleine kinderen verder, maar ze hebben wel extreem matige overlevingsinstincten, om over hun lerend vermogen nog maar niet te spreken.
Op stoelen klimmen, de straat op rennen, met deuren smijten, aan traphekjes hangen, ledikanten proberen uit te klimmen, kopjes koffie van tafel duwen: de gemiddelde dreumes of peuter verzint ongeveer elke vijf minuten iets nieuws en in het ergste geval dodelijks om zich mee te vermaken. En is vervolgens WOEDEND als-ie wordt gecorrigeerd, of hevig verdrietig als zo’n domme actie een geschaafde knie of ander letsel oplevert. Om vijf minuten later doodleuk weer hetzelfde te doen.