Vannacht is het weer zover: dan gaat Nederland over op de zomertijd. Om 02.00 uur, zetten we de klok een uurtje vooruit.
Maar waarom hebben we eigenlijk een winter- en zomertijd?
Zomertijd
De zomertijd was oorspronkelijk bedoeld om energie te besparen. In 1884 werden wereldwijd tijdzones ingesteld. Voor die tijd had ieder dorp zijn eigen zonnewijzer, waar de zon aangaf hoe laat het was. In Nederland zat 16 minuten tijdsverschil tussen het oosten en het westen. Onhandig, zeker toen er treinen moesten gaan rijden.
Vervolgens kwam in Engeland iemand op het idee om in de zomerperiode een klok te verzetten. In een tijd waarin elektriciteit schaars was, was het goedkoper om langer door te werken bij daglicht. Zo ontstond ‘daylight saving time’.
Anno 2021
In Nederland werd in 1916 voor het eerst de klok verzet naar zomertijd. Na de Tweede Wereldoorlog werd het afgeschaft, maar tijdens de oliecrisis van 1973 werd de klok in delen van Europa toch weer verzet. Ook Nederland volgde in 1977 en dat is sindsdien niet meer veranderd.
Anno 2021 lijkt het argument van energiebesparing niet meer op te gaan. Op dit moment zien bedrijven geen opmerkelijke verschillen in verbruik tijdens winter- en zomertijd. De lampen hoeven dan misschien minder lang aan in de winter, maar wie weet draaien de airco’s dan wel op volle toeren in de zomer.
Mede daarom is de zomertijd de laatste jaren een punt van discussie. Gezondheidswetenschappers pleiten voor een permanente wintertijd. Volgens hen is dit de enige ‘echte’ tijd. Een permanente zomertijd zou leiden tot slaapproblemen, hart- en vaatziekten, depressies en zelfs een toename in alcohol- en drugsgebruik.
Want hoe zou het eruit zien als we een permanente wintertijd of zomertijd zouden hebben? Bij een permanente wintertijd zou op 21 juni, de langste dag van het jaar, de zon opkomen om 4.21 en ondergaan om 21.04. Een permanente zomertijd zou betekenen dat de zon op 21 december, de kortste dag van het jaar, pas om 9.46 op komt.
Hmm, klinkt het verzetten van de klok toch ineens zo gek niet meer.