Tussen 2003 en 2018 is de gemiddelde arbeidsduur van moeders met jonge kinderen met ruim 6,5 uur per week gestegen. De werktijd van vaders is juist gedaald.
De toename van de gemiddelde arbeidsduur hangt samen met het stijgende onderwijsniveau. Er zijn namelijk meer hoogopgeleide vrouwen en zij werken meer uren per week dan laagopgeleide moeders. Daarnaast is het gemiddeld aantal uren dat hoogopgeleide moeders werken gestegen.
Gedurende de economische crisis is de arbeidsduur van vaders juist afgenomen. Die was vorig jaar een half uur per week korter dan in 2003. Koppels met jonge kinderen werkten in 2018 samen gemiddeld ruim zestig uur per week. Dat is zes uur meer dan vijftien jaar geleden.
Meer ‘grote’ anderhalfverdieners
In een gezin zijn partners vaak anderhalfverdieners. Dat houdt in dat de één voltijds werkt en de ander deeltijds. Het aandeel ‘grote’ anderhalfverdieners nam sinds 2003 toe van 27 procent naar 36 procent. De deeltijdwerkende partner werkt 20 tot 35 uur per week. Het gaat voornamelijk om koppels die jonge kinderen tot twaalf jaar hebben.