Hét homogen bestaat niet. Wel spelen vele genetische varianten een rol bij homoseksualiteit, blijkt uit een groot onderzoek.
De studie werd afgelopen donderdag gepubliceerd in vakblad Science.
Niet één homogen
Homoseksualiteit is niet te herleiden tot één homogen, zoals een studie 26 jaar geleden leek te zien (al was daar ook al langer discussie over). In plaats daarvan concludeert dit nieuwe onderzoek dat er honderden en misschien wel duizenden genen zijn die de mate waarin mensen zich aangetrokken voelen tot mensen van hetzelfde geslacht beïnvloeden.
Geen test
“Per gen is de bijdrage zó klein, dat die genen afzonderlijk niets voorspellen”, legt een gedragsgeneticus uit aan de Volkskrant. Een test die laat zien (of voorspelt) dat iemand homoseksueel is, zal er dus niet komen, benadrukken de onderzoekers.
Omgeving en dna
Complex? Best wel. Seksuele voorkeuren worden beïnvloed door de omgeving en vele verschillende bijdragen van DNA, legt NRC uit. “Deze studie kan helpen wilde geruchten weg te nemen over hoe homoseksualiteit zou ontstaan. Wat de onderzoekers laten zien, is dat seksuele voorkeur een eigenschap is als alle andere”, vertelt een biologisch psycholoog aan de krant.
Aan het onderzoek zitten wel wat haken en ogen. De data van zo’n 500.000 mensen in het Verenigd Koninkrijk zijn gebruikt. Daarbij luidde de vraagstelling of ze ooit seks hebben gehad met iemand van dezelfde sekse. Niet iedereen identificeert zich ook per definitie als homo of lesbienne en het doet bijvoorbeeld geen recht aan trans- of interseksuelen. Ook zaten in de DNA-databank alleen mensen boven de 40 jaar en van Europese afkomst.