Na binnenkomst in de ‘Lang Leve de Liefde’-villa is het voor Rianne (40) al snel duidelijk: ze voelt helemaal geen klik met de 46-jarige Erik.
Het gesprek komt ook niet op gang, dus richt ze zich maar op haar telefoon.
Rianne en Erik
Verpleegkundige Rianne is al anderhalf jaar op zoek naar de ware, maar weet na zo veel dates niet meer waar ze hem zoeken moet. Hopelijk vindt ze bij Lang Leve de Liefde waar ze naar smacht. Niet iedere vent komt overigens in aanmerking voor de titel droomman. “Ik houd niet van dikke mannen. Lichaamsbeharing vind ik ook niets. Zo’n man met een heel tapijt op zijn rug? Echt een no-go. Get over yourself. Mag je nog zo’n mooi hart hebben: haal het eraf.”
De eerste eis kan vrachtwagenchauffeur Erik afvinken. Hij is alles behalve dik. Of hij een ’tapijt’ op zijn rug heeft, is door zijn coltrui niet zichtbaar. Hoewel hij op het eerste oog aan haar wensen voldoet, verloopt de date niet heel soepel. Nadat ze zich aan elkaar hebben voorgesteld, wil er geen gesprek op gang komen. “Volgens mij moeten we iets gaan doen, want dit is zo awkward“, merkt Rianne op.
Telefoonverslaafd
In plaats van daad bij woord te voegen, pakt Rianne haar telefoon erbij. Terwijl Erik afwachtend naast haar zit, stuurt ze een vriendin een berichtje: “Beetje aparte situatie. Geloof niet dat er een klik is. Zit echt mijn ass off te werken om gesprek op gang te houden.” Als Erik een gesprek probeert aan te knopen, stopt ze haar telefoon weg en excuseert ze zich. Ze gaat even naar het toilet.
Dat lijkt Erik een goed moment om zelf zijn telefoon erbij te pakken. “Eerste indruk is goed. Aardig en spontaan”, stuurt hij naar een vriendin. Het is een wereld van verschil met wat Rianne van hem denkt.
Awkward
Als ze even later op de bank zitten, kijkt Rianne weer op haar telefoon. Als ze hem weglegt merkt ze op dat ze de hele date maar wat ongemakkelijk vindt. “Ik vind je heel aardig, maar ik weet niet of we een klik hebben.” Erik denkt dat het ‘misschien’ nog wel komt, maar Rianne heeft het al opgegeven. “Ik weet niet zo goed wat we nog moeten doen.”