WJ is in alle vroegte het halve land door gecrost om zijn laatste uren in Nederland met mij door te brengen. Om half twaalf haal ik hem op van de trein en we kunnen niet wachten tot we thuis zijn.
'We beseffen geen van beiden dat ons leven vanaf dat moment voorgoed zal veranderen'
Hij achtervolgt me door het huis, als ik even naar de keuken ga, naar de badkamer. We willen geen minuut van elkaar missen. We kletsen honderduit, kunnen niet van elkaar afblijven, we zijn blij en verliefd. Er is geen schroom, geen trucjes, geen hard-to-get-spel. We zijn alleen maar enorm opgetogen elkaar te zien.
“Het is even puzzelen”, zegt hij, “maar ik ga voor mijn volgende bezoek het hele weekend vrij maken. Ze hebben mijn agenda alweer volgepland, maar iedereen mag toch een weekend voor zichzelf hebben. Dus ik ook.” Ik kan het niet meer met hem eens zijn. In gedachten bedenk ik al naar welke kroeg ik hem ga meenemen, welk restaurant, welke vriendinnen ik zogenaamd ‘onverwacht’ ga tegenkomen. Want inmiddels heeft iedereen al van hem gehoord en willen ze hem bezichtigen.
Ik lig in zijn arm op de bank en hij heeft het al over de zomer, terwijl de wintersport nog moet komen. “Ik ga met vrienden naar Noord-Italië, skiën”, zegt hij. “Dat doen we elk jaar. Zomers is het altijd rustig op de zaak, dus neem ik een maand vakantie. Dan kan ik hierheen, maar jij kunt natuurlijk ook naar Italië komen.”
Wat een heerlijk idee dat hij er zo van overtuigd is dat we voorlopig met elkaar blijven optrekken. Er daagt alleen een probleem aan de horizon: corona. In China is het virus al flink tekeergegaan, en uit Italië komen onrustbarende berichten. “Joh, dat zal allemaal wel loslopen in Europa”, wuift WJ de verhalen weg. “Bovendien is het ver uit de buurt van waar ik woon.”
We vergeten corona en de rest van de wereld, totdat het tijd is om hem naar het vliegveld te brengen. Nog even gezellig met zijn tweeën in de auto en dan de drukte in van Schiphol. Tussen de zakenreizigers en vakantiegangers lopen we naar de douane, verder mag ik echt niet. We zoenen en omhelzen elkaar, ik druk mijn neus in zijn blonde krullen. Ik snuif zijn geur nog een keer op en dan loopt hij de poort door.
Hij kijkt niet meer om, maar ik blijf hem nakijken tot hij in de menigte, richting tax free-winkeltjes, verdwijnt. Er bekruipt mij een unheimisch gevoel. Ik weet niet of hij het is, of iets anders, maar ik voel een knoop in mijn maag. Mijn gevoel bedriegt me nooit. Ik laat me vaak van de wijs brengen door mijn verstand, maar als ik zuiver luister naar mijn gevoel, klopt het altijd. En deze keer klopt er iets niet.
Ik schut het klotegevoel van me af. Het was toch allemaal leuk? Waarom zo onzeker? “Fake news”, zegt mijn vriendin wanneer ik haar vanuit de auto bel. “Die man is stapelgek op je. Hou op!”
Natuurlijk belt hij me ’s avonds en is alles goed. Elke ochtend appt hij me wakker zoals gewoonlijk en onze telefoongesprekken duren nog steeds uren. Echter, het coronavirus rukt verder op in Italië en we krijgen dramatische beelden van overvolle ziekenhuizen. De vrienden van WJ hebben de skivakantie afgezegd. “Niemand durft meer hierheen”, zegt hij.
Na een week ziet het er steeds somberder uit in Italië. Maar hij drukt mij op het hart dat hij écht naar Nederland komt, al moet hij met de auto. Hij zal zijn weg vinden. Althans, dat zegt hij. Maar we beseffen geen van beiden dat ons leven vanaf dat moment voorgoed zal veranderen.
Lees ook
‘Ik heb namelijk een overtuiging: als hij je stem je wil horen, belt hij’