Het voornemen om ook buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s) geen religieuze symbolen als een hoofddoek, keppeltje of kruis te laten dragen, is stigmatiserend. En niet effectief om hun neutraliteit te waarborgen.
Dat stelt het College voor de Rechten van de Mens. “Beoordeel neutraliteit en onpartijdigheid van boa’s op basis van hun gedrag en handelingen, en niet op basis van het dragen van een religieus symbool of religieuze kleding.”
Religieuze symbolen
Minister Dilan Yeşilgöz (Justitie en Veiligheid) werkt aan een richtlijn voor de kleding die boa’s in dienst moeten dragen. Net als bij de politie vindt zij dat hun uniform er neutraal uit moet zien. Een motie van de PVV daarover werd vorig jaar december aangenomen. Voor agenten in functie is het nu al niet toegestaan om uitingen van religie te dragen in hun uniform.