Bijna één op de zes kinderen woont in Nederland met maar één van zijn of haar ouders in huis. In totaal is dat zestien procent van alle kinderen in Nederland.
Dat blijkt uit onderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Eenouderhuishouden
Begin 2019 telde Nederland zo’n 3,4 miljoen kinderen. 538.000 van hen woonden het afgelopen jaar in een eenouderhuishouden. Dat betekent dat deze kinderen bij slechts één van de twee ouders in huis wonen, bijvoorbeeld omdat de ouders gescheiden zijn, een ouder overleden is of de ouders in de eerste plaats nooit hebben samengewoond.
In het aantal eenouderhuishoudens is een stijging te zien. Twintig jaar geleden, in 1999, woonde nog maar 11 procent van alle Nederlandse kinderen niet bij zijn of haar beide ouders in huis. In dezelfde periode is ook het aantal kinderen met ongehuwde ouders toegenomen. Of deze stijgingen met elkaar te maken hebben, laat het CBS in het midden.
De meeste eenouderhuishoudens zijn te vinden in Heerlen en Rotterdam. 29 procent van alle kinderen in die gemeenten woont niet samen met beide ouders in een huis. Ook in Amsterdam en Capelle aan den IJssel komen veel eenouderhuishoudens voor.