Een huis kopen zonder een goed gevulde spaarpot of een gulle gift van ouders wordt steeds lastiger. Uit nieuwe cijfers van Munt Hypotheken blijkt dat wanneer je als starter een huis wil kopen, je flink in de buidel moet tasten.
De gemiddelde eigen inbreng voor een eerste woning is inmiddels 91.073 euro. Acht jaar geleden was dat nog 34.805 euro.
Directeur van Munt Hypotheken, Menno Luiten, ziet de kloof tussen starters mét en zonder vermogen steeds groter worden. Hoe komen starters aan zoveel geld? Volgens Luiten zijn er eigenlijk maar twee opties: óf ze hebben zelf gespaard, óf ze krijgen financiële steun van hun ouders of andere familieleden. En met de stijgende kosten voor huur, boodschappen en energie is sparen geen eenvoudige opgave. Toch wordt dat steeds meer een harde eis op de woningmarkt.
Niet voor niets blijven veel jongeren langer thuis wonen. Want zonder een flinke buffer wordt het steeds moeilijker om een huis te kopen. Vooral alleenstaanden hebben het zwaar. De gemiddelde hypotheeksom voor starters ligt op 393.461 euro, wat betekent dat een hoog (gezamenlijk) inkomen én eigen geld essentieel zijn om überhaupt kans te maken op een woning.
Het klassieke beeld van een starter – een jong stel van begin twintig met een golden retriever en een eerste koophuis – is niet meer van deze tijd. De gemiddelde starter is nu in de dertig, heeft al jaren een baan en waarschijnlijk wat spaargeld opgebouwd. Maar ook voor hen blijft een huis kopen een flinke uitdaging.
Ondertussen nemen doorstromers – mensen die al een huis hebben en verhuizen – gemiddeld 203.011 euro eigen geld mee naar hun volgende woning, mede door de overwaarde. Een enorm voordeel ten opzichte van starters, die vaak vanaf nul moeten beginnen.
Starters nemen risico met tien jaar vaste hypotheekrente: 'Onderschatten vaak gevolgen op de langere termijn'
