De zomerzon heeft volgens weerinstituut KNMI dit jaar al vaker geschenen dan in enig ander zomerseizoen sinds het begin van de metingen in 1965.
Het oude record van 1976 is daarmee verbroken – vier dagen voor het einde van de meteorologische zomer.
Zonnig
Volgens het KNMI past de zonnige zomer van dit jaar “in de trend van toenemende zonnestraling in Nederland sinds de jaren 90”. Zo is er sprake van een toename van 3 procent aan zonnestraling per tien jaar; in de lente is dat zelfs 5 procent.
Het weerinstituut berekent de landelijke zonnestraling op basis van de gemiddelde zonnestraling gemeten bij de vijf KNMI-stations De Kooy (bij Den Helder), Eelde (bij Groningen), De Bilt, Vlissingen en Maastricht.
Oude record
Het oude record van 1976 stond op een gemiddelde zonnestraling van 229 W/m2 (Watt per vierkante meter). Dit jaar komt het gemiddelde volgens het KNMI hoger uit op circa 238 W/m2. De gemiddelde waarde over de jaren 1991-2020 bedraagt 206 Watt per vierkante meter.
De zonnestraling is overigens niet gelijk verdeeld over het land. De westkust ontvangt gemiddeld 9 procent meer zon in de zomer dan het oosten van het land, 216 tegenover 199 W/m2.
Opwarming
Meer zon in de lente en zomer draagt volgens het weerinstituut naast de wereldwijde temperatuurstijging bij aan de opwarming van Nederland. Dat leidt mede tot een neerslagtekort. Overigens neemt volgens het KNMI de zonnestraling in vrijwel heel Europa toe. Voor een deel komt dat door afname van de bewolking door een toenemend aantal hogedrukgebieden in de lente en zomer, en voor een deel doordat de lucht schoner is geworden.
“Op basis van berekeningen met klimaatmodellen houden we in het hoge KNMI klimaatscenario rekening met een normaalwaarde van 219 W/m2 rond 2085, een toename van ruim 6 procent ten opzichte van de huidige klimaatnormaal”, aldus het weerinstituut.
Vaker bewolkt
“We verwachten dan ook dat de huidige trend van 3 procent per tien jaar in de toekomst gaat afvlakken doordat we weer vaker bewolkt zomerweer krijgen. Naast de opwarming van de aarde door de mens blijven natuurlijke variaties in het weer van grote invloed op de zonnestraling, de droogte en de temperatuur in Nederland.”