De carrièreladder beklimmen on your own terms: in ‘MEIDEN aan de macht’ spreken we mensen met de leukste, spannendste en bijzonderste banen.
Deze keer: Iris Moerman (26), basisarts op de chirurgie-afdeling van het ziekenhuis.
De carrièreladder beklimmen on your own terms: in ‘MEIDEN aan de macht’ spreken we mensen met de leukste, spannendste en bijzonderste banen.
Deze keer: Iris Moerman (26), basisarts op de chirurgie-afdeling van het ziekenhuis.
Als kind weet Iris Moerman (20) al dat ze het medische veld in wil. “Mijn droom was altijd om babydokter te worden; daarmee bedoelde ik gynaecoloog. Dat kan komen door de programma’s die vroeger op televisie uitgezonden werden, waarbij geboortes werden gefilmd. Doordat ik al zo vroeg wist wat ik wilde worden, heb ik mijn hele leven erop ingericht. Ik deed vwo en koos ik het profiel natuur en gezondheid. Met een tunnelvisie ben ik geneeskunde gaan studeren. Ik zat ook meteen bij de selectie, alsof het meant to be was.”
Drie jaar lang studeert Iris geneeskunde in Leiden. “Na mijn bachelor vond ik dat ik nog te jong was om al aan mijn coschappen te beginnen. Daarom koos ik ervoor een masterscriptie te schrijven en heb ik daarna health care management gestudeerd. Twee jaar later begon ik eindelijk met mijn coschappen – met enige tegenzin, moet ik bekennen. De stap van de schoolbanken naar echt patiëntencontact hing als een grote donkere wolk boven mijn hoofd. Achteraf viel het me enorm mee.”
Coschappen zijn bedoeld om kennis te maken met de specialismen in het medische werkveld. “Mijn eerste coschap was bij interne geneeskunde”, vertelt Iris. “Op tv lijkt dat leuk, maar in de praktijk ervoer ik het vooral als naar cijfers staren. Ik wilde meer doen. Toen ik bij chirurgie aanklopte, wist ik dat dat het was.”
“Ik heb nog even getwijfeld over snijdende specialismen, waaronder KNO [keel, neus, oor, red.]. Dat was me iets te pietepeuterig. Het coschap orthopedie was erg leuk, maar dat zou wel vooral protheses plaatsen zijn. Dat zag ik niet zitten. Ook liep ik mee met gynaecologie, dat was tenslotte mijn droombaan. Het coschap was niet leuk, waardoor mijn beeld van het vakgebied veranderde. Ik vind het nog steeds een mooi vak, maar het is niet voor mij.”
De meesten van ons kennen de chirurgie-afdeling van een ziekenhuis slechts uit ziekenhuisseries als Grey’s Anatomy of ER. Maar gaat het er ook echt zo aan toe? Iris lacht. “Helemaal niet. Die series zijn gedramatiseerd om kijkers vast te houden.”
“Wat wel overeenkomt met de series is de samenwerking tussen artsen en verpleging. De verpleging helpt ons echt, voor een patiënt zorgen doen we samen. Dat wordt in ziekenhuisseries wel genoemd, maar in het echt is het veel belangrijker dan in 40 minuten kan worden afgebeeld. Verder is de band tussen artsen vooral vriendschappelijk. In het ziekenhuis waar ik werk zijn er geen romances.”
Iris draagt op dit moment de titel ‘basisarts’. Ze werkt afwisselend dag-, avond- en nachtdiensten. De dagdiensten doet ze op de afdeling, de avond- en nachtdiensten op de spoedeisende hulp. “Daar zie je wel veel interessante dingen. Het gaat van buikpijn om verschillende redenen tot wonden die gehecht moeten worden.”
De avonddiensten kunnen hectisch beginnen, omdat artsen zowel nog wachtende patiënten als nieuwe patiënten moeten helpen. Dat vergt planningsvermogen. “Je behandelt mensen niet per se op de volgorde waarin ze binnenkomen. Urgentere zaken krijgen voorrang. Maar dan loopt de wachttijd op, wat tot onvrede bij patiënten kan leiden. Als ik daarop aangesproken word, leg ik uit dat het voor mij ook frustrerend is. Ik wil iedereen zo goed en zo snel mogelijk helpen.”
Vooral op feestdagen en in de festivalperiode is het chaotisch. “Mensen kunnen zich niet inhouden en belanden dan op de SEH. Het gaat dan vaak om mensen die gevallen zijn omdat ze dronken waren, of mishandeld zijn. Dat zijn casussen die veel tijd kosten, waardoor het druk kan worden. En dan sta je daar in je eentje op de chirurgie-adeling.”
Tekst loopt door onder de video.
Net als elke baan kent ook het werk van basisarts Iris een aantal leuke en minder leuke kanten. “De afwisseling in mijn werk vind ik geweldig”, vertelt ze. “Er gaat geen dag voorbij waarop ik niet met een bijzonder verhaal thuiskom. Daarnaast houd ik van het patiëntencontact. Ik leer hoe ik iemand moet benaderen en hoe ik me bij bepaalde patiënten kan gedragen. Het is alsof mijn mensenkennis verbreedt.”
De poliklinische operaties vindt ze misschien wel het leukst. “Vetbulten weghalen, vingers hechten, talgkliercysten verwijderen, ingegroeide teennagels behandelen… Ik vind het heel leuk om te doen. Natuurlijk zie ik ook de goorste wonden, maar dan denk ik: dit is er weer één.”
Het minste leuke aan haar werk zijn de lange dagen. “Soms heb ik het gevoel dat ik slaap, werk en alweer ga slapen. Daarnaast is de toekomst een beetje onzeker. Er wordt altijd gedacht dat er in de zorg genoeg werk is, zeker voor specialisten, maar dat valt vies tegen. Ik vind mijn werk heel leuk, maar ik weet niet zeker of ik het voor altijd kan doen.”
Dat er een grote baanonzekerheid is in de geneeskunde, weet Iris al als ze aan het studeren is. Om die reden heeft ze dan ook een jaar health care management gestudeerd. “Ik zag het als back-up, maar ook als een verrijking van welk werk ik uiteindelijk ook zou doen.”
“Voordat ik aan de studie geneeskunde begon, heb ik me niet verder georiënteerd. Achteraf vind ik dat zonde, want er zijn nog zo veel andere beroepen. Geneeskunde is echt een grote commitment. Er waren tijden dat ik dat zo moeilijk en eng vond dat ik ermee wilde stoppen. In vergelijking met mijn vrienden ben ik de eeuwige student. Het is iets wat niet-geneeskundestudenten niet begrijpen, maar dat is oké. Ik weet waarom ik het doe: om mensen te helpen.”
Tess (21) schildert origineel Delfts Blauw: 'Bij de sollicitatie moest ik in één uur een tegeltje namaken'Lees meer