REAL LIFE

Floor: 'Mijn vrienden reanimeerden me, ze dachten dat ik doodging'

Zon, zee, surfen: Floor van Tongeren (26) genoot zich te pletter op de Filipijnen. Tot ze een ernstig ongeluk kreeg. “Juist die avond droeg ik geen helm.”

“Het motorongeluk is nu een jaar geleden. Nog dagelijks merk ik de gevolgen.” Spontaan de kroeg in duiken kan niet meer, en ik slaap veel omdat ik snel overprikkeld ben.

Na mijn studie Kunst en Economie wilde ik op reis door Azië. In mijn eentje, dat leek me een mooie ervaring. Anderhalf jaar geleden stapte ik in het vliegtuig. Na een maand backpacken door Indonesië vertrok ik naar de Filipijnen, naar het eilandje Siargao. Het klinkt misschien raar voor mij als geboren Rotterdamse, maar daar voelde het meteen als thuiskomen. De lieve mensen, relaxte vibe, het surfen en de idyllische omgeving met palmen en zandstranden maakten dat ik besloot er langere tijd te blijven. Naar mijn broertje appte ik: ‘Ik ben nog nooit zo gelukkig geweest.’ Het eiland staat bekend om het golfsurfen, en daar was ik ook net mee begonnen. Al snel ontmoette ik via het surfen en mijn hostel leuke, lokale mensen met wie het klikte. Rondtoeren op de scooter om het eiland te verkennen vond ik heerlijk. In Indonesië had ik al veel scooter gereden, daar was ik niet bang voor. Sowieso ben ik niet angstig aangelegd.

Ik was nog maar een week op Siargao toen ik met wat nieuwe vrienden bij mij thuis wat dronk en een film keek. Een van hen opperde het plan om naar een cafeetje in de stad te gaan. Maar ik had net een hondje in huis genomen, dat kon niet alleen blijven. Met een vriend deed ik steen-papier-schaar. De verliezer moest thuis bij de hond blijven. Ik won. Normaal gesproken had ik mijn eigen scooter genomen, maar omdat ik al wat biertjes ophad en de kronkelige wegen nog niet zo goed kende, leek het mijn vrienden beter als ik bij een van hen achter op de motor zou stappen. Goed plan, dacht ik. Ik weet nog vaag dat ik achterop ging zitten. Een beetje spannend vond ik dat wel, maar ik vertrouwde mijn vriend omdat hij bekend was met de omgeving. Een helm droeg ik niet. Dat had ik eerder wel steeds gedaan, maar die avond stom genoeg niet. Misschien omdat het eiland zo lieflijk was, niemand er een helm droeg en mensen er niet als gekken reden. Het voelde haast ­alsof ik op een fiets stapte. Ik heb geheugenverlies, dus een groot deel van die avond weet ik niet meer. Flarden ervan zie ik nog in mijn hoofd, als foto’s. Wat ik ‘weet’, heb ik met behulp van de verhalen van mijn vrienden gereconstrueerd.

Onderweg liep er in een bocht ineens een hond op de weg, waardoor mijn vriend moest uitwijken. Een geparkeerde auto zag hij te laat; daar botste hij tegenaan. Ik vloog achterover van de motor en knalde met mijn achterhoofd op het wegdek; meteen was ik knock-out. Mijn vriend had zijn sleutelbeen gebroken. Twee andere vrienden die op een scooter achter ons aan reden, zagen het allemaal gebeuren en schoten te hulp. Die jongens hebben me samen gereanimeerd, ze dachten dat ik doodging. Ineens stond ik op, wankelend liep ik naar een huis verderop. Daar klopte ik aan, en viel ik toen weer bewusteloos neer.Mijn vrienden belden een ambulance, die me naar het lokale ziekenhuisje bracht. Daar konden ze geen CT-scan maken, dus ik moest naar een groter ziekenhuis op een ander eiland worden gebracht. Op de Filipijnen moet je dit vervoer zelf regelen, dat is niet iets wat het ziekenhuis voor je doet. Ik was inmiddels bij kennis, maar alleen maar aan het overgeven en niet aanspreekbaar, dus mijn vrienden regelden dit voor me. Zo lief, want ik kende ze nog maar een week. Nog een filmrolfragment: dat ik met mijn vrienden op die boot zat, en dat mijn hoofd gruwelijk veel pijn deed door het geschommel. Ineengedoken hield ik mijn hoofd vast, het leek alsof het ging ontploffen. Mijn benen en rug zaten onder de grote schaafwonden. Uit de CT-scan in het tweede ziekenhuis bleek dat ik een bloeding bij mijn hersenen had. Ik was in levensgevaar, maar dat besefte ik totaal niet. Toevallig waren mijn vader en broertje op dat moment al in het vliegtuig onderweg naar me toe voor een vakantie. Ik weet dit niet meer, maar blijkbaar had ik hen geappt dat ik in het ziekenhuis lag. Zij hadden geen idee van de ernst en schrokken zich rot toen ze bij aankomst hoorden dat mijn verwondingen zo heftig waren. Weer moest ik naar een ander ziekenhuis, want daar was een neurochirurg die me kon opereren als dat nodig was. Voordat ik de ambulance in mocht, moest mijn vader langs een pinautomaat om de kosten hiervoor cash af te tikken.

In het derde ziekenhuis kreeg ik morfine, tegen de pijn en om mijn hersenen rust te geven. Elke dag kreeg ik een scan. Als ik meer bloedingen in mijn hoofd kreeg, zou ik worden geopereerd. Gelukkig bleek dat niet nodig, de bloeding nam juist af. Inmiddels was mijn moeder ook overgevlogen, ik weet nog vaag dat ze mijn kamer binnenkwam. Zo fijn dat mijn familie er was; ik weet niet wat ik zonder hen had gemoeten. Mijn ouders moesten me wassen en eten voor me halen, dat deed het ziekenhuispersoneel niet. Iedereen staarde me aan, want ik was de enige westerse patiënt. Na een week mocht ik het ziekenhuis verlaten, zonder enige uitleg of medicatie. Ik moest veel rusten en gelukkig kon mijn moeder met zorgverlof nog vijf weken blijven, mijn vader en broertje gingen weer naar Nederland. Ik was opstandig en dacht dat ik meteen mijn oude leventje op Siargao kon oppakken. Maar zo werkte het niet. Als ik liep, deden de trillingen van de grond pijn in mijn hoofd. Door mijn moeder kreeg ik rust, en ik dacht al snel dat ik hersteld was. Maar toen mijn beste vriendin me een paar weken later opzocht, bleek dat helemaal niet zo te zijn. Elk geluid kwam keihard bij me binnen, mijn hersenen konden het niet aan. Mijn vriendin deed alles wat ik eerder ook kon: surfen, een drankje doen, het eiland verkennen. Ik kon hooguit even zwemmen en lunchen, daarna was ik zo moe dat ik thuis moest gaan slapen. Veel activiteiten achter elkaar doen lukte me niet. Koppig als ik ben probeerde ik dat wel, maar dan stortte ik in en was slapen de enige optie.

De zes weken met mijn vriendin waren voor mij echt een realitycheck. Ik kon haar totaal niet bijbenen en besefte dat ik terug moest naar Nederland om te revalideren. Ik werd ook steeds angstiger. Omdat ik alsmaar niet opknapte, dacht ik dat er nog iets mis was in mijn hoofd. Daar kreeg ik paniekaanvallen van omdat ik mijn lichaam niet meer kon vertrouwen. Samen met mijn vriendin vloog ik terug naar huis. Zo moeilijk vond ik dat, ik heb er veel om gehuild.
Al snel was er plek voor me in een groot revalidatiecentrum. De artsen bekeken mijn scans: ik had drie verschillende kneuzingen in mijn hoofd en een schedelbasisfractuur, dus een breuk in mijn schedel. ‘Dit is ernstig hersenletsel’, zei de arts. Dat wist ik wel, maar toch had ik deze woorden nodig om te snappen dat ik echt geen aansteller was, want dat dacht ik stiekem een beetje. Ik was steeds zogefrustreerd, ik wilde dóór en kon moeilijk accepteren dat dit niet lukte. Want je zag niets aan mij – nu nog niet. De schade zat in mijn hoofd, en mijn klachten hoorden simpelweg bij het hersenletsel. Die erkenning was fijn, enik voelde me er minder alleen door.

Vier weken revalideerde ik intern, daarna nog vijf maanden poliklinisch. Dit hield vooral in dat ik veel gesprekken had met een psycholoog over de acceptatie. Ook leerde ik een nieuwe balans vinden en omgaan met mijn verminderde energie. Lezen, sporten, lopen: dat kon ik maar beperkt. Ik leerde de signalen kennen die mijn lichaam geeft als het te veel wordt. Mijn ogen worden dan bijvoorbeeld zwaarder en ik word afwezig. Daar ben ik nu alert op en ik prop mijn dagen niet meer vol met afspraken. Dat islastig hoor, ik moet constant keuzes maken en mijnenergie verdelen. Spontaan na een etentje toch nog de kroeg in: dat kan niet meer. Nog steeds doe ik een paar dutjes op een dag. Mijn vader van 62 heeft meer energiedan ik, dat is heel confronterend. De gedachte dat ikmisschien altijd zo blijf, maakt me bang; dat kan ik niet accepteren. Ik moet er van de artsen rekening mee houden dat ik nooit meer volledig de oude word. Dit omdat dehersenkneuzingen voor veel schade hebben gezorgd, endat herstelt niet meer. De rest van mijn hersenen moeten harder werken omdat er delen kapot zijn. De scheur inmijn schedel was acht centimeter. De schedel heeft het vermogen om weer dicht te groeien, maar dit neemt weleen tijd in beslag.

Drie weken na het afronden van mijn revalidatie vertrok ik weer naar Siargao. Elke nacht droomde ik van daar zijn. Ik wilde na alle ellende weer ervaren hoe het is om extreem gelukkig te zijn. Wat ook meespeelde, was dat ik merkte dat ik in Rotterdam moeilijk meekwam in alle drukte. Mijn vrienden rennen van werk naar borrel en feestje, ik kan dat niet meer. Daar hoor ik niet meer bij. Dat besef deed veel pijn. Gelukkig ben ik geen vrienden kwijtgeraakt, iedereen is heel lief en steunt me. Maar het is niet meer hoe het was. Ik realiseer me dat het niet vanzelfsprekend is dat ik er nog ben. En ik zie meer gevaar. Iedereen rijdt hier zonder helm, soms met een klein kind achterop. Dat kan ik bijna niet aanzien.

Mijn hoofd blijft een gevoelig punt. Surfen vond ik ineens eng: die grote golfen die over me heen denderen. Nu draag ik een helm bij het surfen. Dan krijg ik verbaasde blikken, maar daar trek ik me niets van aan.
Van het eiland krijg ik een natuurlijke energie. Ik ben weer enthousiast en heb toekomstplannen. Met mijn eigen ervaringen én de kennis van de lokale surfleraren wil ik een ‘surf healing experience’ aanbieden. Dat is een combinatie van coaching, healing en surfen. Momenteel leef ik van mijn spaargeld en krijg ik financiële steun van mijn ouders om dit op te zetten. Ik heb altijd al mensen willen helpen. Nu, door alles, ben ik daar nog geschikter voor.

Ik rijd nog steeds scooter, maar wel met een heel dikke helm op. Ik wil niet dat de angst het overneemt en ik moet bewegingsvrijheid hebben. Veel jongeren stappen in het buitenland zorgeloos op een scooter. Maar hoe veilig het ook lijkt en hoe paradijselijk een bestemming ook is, het kan altijd gruwelijk misgaan. Je bent niet onaantastbaar, óók niet op vakantie.”

@floorvantongeren

 

TRENDING

Gerelateerd

LINDA.PREMIUM

‘Over salades kan ik úren praten’

Karsu Dönmez

ETEN

Karsu Dönmez deelt haar favoriete recepten: ‘De Turkse keuken is helemaal niet ingewikkeld'

Achtergrond

'Toen óók mijn zoon geen vlees meer wilde eten, vormde ik een minderheid in mijn eigen huis'

Achtergrond

Relatie met een Asperger: 'Soepele casanova’s zijn het meestal niet'

heleen

'ik vind het moeilijk om met mijn vriend over sex te praten'

Column

‘In een relatie kan het eng zijn om hardop te zeggen wat je lekker vindt en wat juist niet’

kluun

‘vijf pubers hadden we, in alle soorten en maten’

Column

Kluun: ‘De pubertijd. Daar moet iedere puber doorheen. En dus ook iedere puberouder'

roos

‘als mijn man weg is, slaap ik voor geen meter’

Column

‘Kinderen zijn top, maar zij nemen vaak bezit van mijn tijd, mijn lijf en mijn hoofd’

NET BINNEN