Jana (28) is op zoek naar de liefde en dat gaat niet zonder slag of stoot. Op haar dates komt ze van alles tegen, niet in de laatste plaats zichzelf. Elke week geeft ze ons een (up)date.
Deze week: Joris.
Joris laat er geen gras over groeien. We ontmoetten elkaar via via op een festival en het klikte meteen. Na een tijdje voerde hij me kundig weg van de groep onder het mom “samen bier halen”, eenmaal in de rij vroeg hij keurig of hij me mocht kussen. Ik lachte en zei ja.
Aan het eind van de avond wisselden we nummers uit, de volgende dag had ik hem al aan de lijn om een eerste date in te plannen. En zo zit ik nu in de trein naar Nijmegen, een reis van maar liefst anderhalf uur. Ik wuif de toenemende zenuwen zo goed als ik kan weg, maar als de trein het station binnenrolt schieten er toch nerveuze vlinders door mijn buik. Na een korte omhelzing (hij heeft net nog een luchtje op gedaan ruik ik, de zwoele geur prikt in mijn neus) wandelen we Nijmegen in. Joris woont er al een jaar of tien en kent de stad op zijn duimpje. Hij neemt me mee van de ene kroeg naar de andere, in iedere kroeg drinken we een speciaalbiertje (of twee). We hebben leuke gesprekken en het wordt steeds gezelliger.
Na de vierde kroeg vraagt hij me of ik zijn appartement misschien wil zien, en voor ik het weet zit ik achterop zijn fiets. Halverwege begint het te regenen, eerst nog zacht maar met steeds dikkere druppels die koud op mijn hoofd uiteenspatten. In zijn appartement is het gelukkig droog, we trekken onze natte jassen uit en hij geeft me trots een rondleiding door de woonkamer en keuken. Ik probeer zo charmant mogelijk te luisteren maar ben me ook pijnlijk bewust van hoe verregend ik er op dit moment uitzie met mijn haar in natte slierten om mijn gezicht.
Alsof Joris mijn gedachten heeft gehoord stopt hij midden in zijn zin met praten en kijkt me onthutst aan.
‘Oh!’ kucht hij. ‘Ehm, misschien moet je even… Wacht, ik neem je mee naar een spiegel.’ Hij neemt me zachtjes bij mijn schouders en troont me mee naar de badkamer als een lam naar de slacht. Ik bereid me er mentaal op voor dat mijn wangen zwart zijn van de mascara, maar eenmaal voor de spiegel zie ik niks bijzonders.
‘Er ehm, er heeft denk ik een vogel op je hoofd gepoept,’ stamelt Joris. ‘Wacht, ik pak even wat wc-papier.’ Vanbinnen krimp ik ineen, maar ik besluit hier niks van te laten merken. Een beetje vogelpoep, hoe erg kan het zijn? Het antwoord op deze vraag: heel erg. Het wc-papier dat ik van de rol heb getrokken blijkt niet toereikend om de aanzienlijke hoeveelheid kak van mijn hoofd te krijgen. Ik veeg en ik veeg, maar het witte papier blijft bruin in de wasbak vallen. Dit was geen onschuldig poepje, dit was een ordinaire klodder stront. Midden op mijn kruin.
Ik sterf duizend doden maar Joris lijkt er inmiddels wel de humor van in te zien.
‘Misschien moet je zo gewoon even douchen?’ vraagt hij geamuseerd.
Als een boer met kiespijn lach ik terug. Ja, ik zal zo maar even gaan douchen. Joris knikt goedkeurend. ‘Mooi, ik ga nu alvast.’ In een mum van tijd heeft hij zich uitgekleed en stapt hij de douche in, zijn erectie wipt vrolijk op en neer.
‘Je mag er ook bij komen?’
Ik wend vlug mijn blik af en richt me weer op de bruine derrie op mijn hoofd. Eén ding tegelijk, Joris.