Jana (28) is op zoek naar de liefde en dat gaat niet zonder slag of stoot. Op haar dates komt ze van alles tegen, niet in de laatste plaats zichzelf. Elke week geeft ze ons een (up)date.
Deze week: Sander.
We zijn halverwege het jubileumfeest van mijn werk als hij me voor het eerst opvalt. Een lange jongen met kastanjebruin haar, een van mijn collega’s praat druk tegen hem aan. We hebben oogcontact, hij lacht naar me. Of kijkt hij naar iemand achter me? Veel tijd om de situatie te analyseren krijg ik niet. De dj speelt Lizzo’s Juice en mijn work bestie Anne trekt me mee de dansvloer op. Ik draai net iets meer met mijn heupen dan normaal. Wanneer ik in zijn richting kijk, hebben we weer oogcontact. Shit, hij is echt knap-knap. Ik moet me geen illusies maken, but a girl can dream.
Wanneer het feest om middernacht voorbij is, is hij nergens meer te bekennen. Licht teleurgesteld haal ik met Anne onze jassen uit de garderobe. Om ons heen wordt geroepen dat de avond nog jong is en dat we doorgaan in Canvas, een club bovenin het Volkshotel. “Ik ga denk ik gewoon naar huis”, zegt Anne. “Wat doe jij?” We lopen door de uitgang naar buiten en daar staat hij, nog even lang en knap als binnen. Als hij ons ziet lacht hij verlegen. Anne volgt mijn blik. “Ik weet genoeg”, lacht ze. “Tot maandag!”
Nu staan we ineens met zijn tweeën. “Wil je mee naar het Volkshotel?”, vraag ik plompverloren. Hij trekt zijn wenkbrauwen op. “Om te dansen”, voeg ik er snel aan toe. “Je kan er ook dansen, de rest is daar ook.”
Onwennig staan we naast elkaar in de lift naar de bovenste verdieping. Ik weet niet waarom, maar deze jongen maakt me nerveus. Eenmaal in de club stelt hij zich gelukkig netjes aan me voor. Hij blijkt Sander te heten en als freelance fotograaf voor mijn bedrijf te werken. Op Instagram laat hij wat van zijn werk zien, hij schiet prachtige foto’s. Ook dat nog. Deze jongen is veel te hoog gegrepen, wat moet hij in godsnaam met mij? Alsof hij het gehoord heeft, buigt hij zich naar me toe. “Ik ben al de hele avond naar je aan het kijken. Je danst echt leuk.” Hij strijkt met zijn duim over de rug van mijn hand. “Wil je dansen?” Ik kan alleen maar knikken.
We begeven ons naar de dansvloer, waar hij zonder oogcontact te verbreken met me danst. Uit ongemak doe ik in het begin vooral grappige dansmoves, maar al gauw trekt hij me dicht tegen zich aan. Van dichtbij zie ik dat zijn gezicht bezaaid is met tientallen licht vervaagde sproetjes en dat hij diepgroene ogen heeft. Sander heeft een gezicht waar ik met gemak uren naar zou kunnen kijken. Hij haalt me uit mijn dagdroom wanneer hij zijn duimen door de lusjes van mijn pantalon haakt. Als vanzelf ga ik op mijn tenen staan. En dan kust hij me. We moeten stoppen omdat ik te erg moet glimlachen. Hij kust me opnieuw, maar ik moet weer lachen en we moeten weer stoppen. Zo gaat het de rest van de avond door, tot het licht om vier uur aangaat. Ik voel me licht in mijn hoofd. Sander pakt mijn hand. “Ga je mee naar mij?”
Als betoverd loop ik achter hem aan naar buiten, naar mijn fiets. Die van hem staat bij de fietsenmaker, dus hij fietst op die van mij en ik zit achterop. Hij blijkt in hartje Amsterdam te wonen. Een rijke, knappe, lieve fotograaf. Ik voel me Assepoester die na het bal met de prins mee naar huis mag.
In de ochtend gaat zijn wekker veel- en veel te vroeg. “Familieweekend”, lacht hij verontschuldigend terwijl hij de gordijnen opendoet en een broek aantrekt. En dus fiets ik om acht uur ’s morgens een cycle of shame over het Museumplein. Met kleine ogen van de slaap, ongepoetste tanden en een ontploft kapsel. Maar toch een grote glimlach. Hoe leuk was deze jongen?
Later die dag stuurt Sander me een appje.
‘Nog bedankt voor de lift. Wat moest ik toch zonder je?’
‘Eindelijk een beetje waardering’, flirt ik terug. Van zijn reactie slaat mijn hart een slag over.
‘Ik kon je glimlach ook al waarderen. Je kon niet stoppen met lachen. De fietslift kon ik waarderen, het dansen kon ik waarderen.’
Ik moet me inhouden niet weer te gaan dansen.
‘Wil je die lach nog een keer in het echt waarderen?’
Hij stuurt terug: ‘Graag. Benieuwd of je die van zaterdag kan evenaren.’
Ik weet niet wat me bezielt, maar ik maak een Spotify-playlist met zijn straatnaam als titel. Nummers waar we op gedanst hebben, nummers die me aan hem doen denken. Red Wine Supernova, Burning Love. Luid meezingend met Love Really Hurts Without You zit ik op de fiets. De zon schijnt en de stad lijkt met me mee te stralen.