Je kent ’t wel: bedenk je een leuke outfit, ziet het er toch nét niet uit zoals je had bedacht. Grote kans dat het aan de kleurensamenstelling ligt. Gelukkig los je dat simpel op.
Zeg maar hallo tegen de driekleurenregel én de sandwichtheorie.
Je kent ’t wel: bedenk je een leuke outfit, ziet het er toch nét niet uit zoals je had bedacht. Grote kans dat het aan de kleurensamenstelling ligt. Gelukkig los je dat simpel op.
Zeg maar hallo tegen de driekleurenregel én de sandwichtheorie.
Volgens Italianen bestaat een goede pizza uit maximaal drie ingrediënten. Mogen wij daar aan toevoegen: een goede outfit bestaat uit maximaal drie kleuren. Eerder schreven we al over het belang van kleuren voor je capsule closet. Nu die staat, gaan we over tot het samenstellen van je outfits.
Laten we beginnen met een les kleuren. Er bestaan drie kleurgroepen: complementair, analoog en monochroom. Complementaire kleuren staan tegenover elkaar in de kleurcirkel. Denk aan paars en geel. Analoge kleuren staan naast elkaar in de kleurcirkel. Zoals oranje, rood en roze. Monochromatische kleuren zijn tinten van dezelfde kleur. Denk aan lichtblauw en donkerblauw.
Bij het samenstellen van een outfit is het verstandig de kleurgroep in gedachten te houden. De meest gemakkelijke kleurgroepen om mee te werken zijn de analoge en monochromatische kleurgroep. Deze stralen namelijk rust uit. Complementaire kleuren zorgen voor een veel knallender geheel. Denk maar eens aan een donkerblauw met lichtoranje outfit versus een set die bestaat uit donkerblauw, lichtblauw en kobalt.
De essentie van een monochromatische outfit zit ‘m dus in de tinten. Toch is het ook bij analoge en complementaire outfits handig om niet alles in één tint te doen. Stel je een outfit samen met de kleuren oranje, rood en roze – kies dan niet voor knaloranje, knalrood, en knalroze. Je buurvrouw, collega of zus weet dan namelijk niet meer waar ze moet kijken. Kies je voor knaloranje, donkerrood en lichtroze dan creëer je diepte in je outfit en vormt ‘ie een interessant geheel.
Handig om te weten: wit en zwart tellen niet mee als kleuren. Deze kunnen dus altijd als vierde kleur worden toegevoegd aan je outfit. Maar geen paniek, ze mogen ook als derde kleur fungeren. Zo staat een analoge outfit met de kleuren grijs, lichtblauw en wit hartstikke leuk.
Lange reis voor de boeg? Dit is dé ideale outfit om in te reizenLees ook
Allemaal leuk en aardig, maar waar laat je al die kleuren? Het antwoord ligt in de sandwichtheorie. Die houdt in dat de kleur die je (ergens) op je bovenlichaam draagt op een lager punt moet terugkomen. Net als een sandwich waarbij het brood de bovenste en onderste laag vormt. Dat lagere punt kan een broek zijn, maar ook een paar schoenen.
Neem de volgende monochromatische outfit: een Navy-kleurige blazer, een kobalt T-shirt en een lichtblauwe broek. In dit geval is de bovenste snede brood de Navy-kleurige blazer en wil je dus kiezen Navy-kleurige schoenen. Zou je er lichtblauwe schoenen bij dragen, dan wordt alle aandacht naar de top van je outfit getrokken omdat daar de felle kleuren zitten.
Terug van (nooit) weggeweest: déze sneakers zijn weer helemaal inLees ook
Heb je toch nog het gevoel dat er iets niet helemaal klopt, speel dan met verschillende stoffen, texturen en pasvormen. Je wil, bijvoorbeeld, niet dat je volledige outfit uit één snede bestaat. Draag je namelijk én een oversized sweater én een wijde pantalon én boots daaronder, dan wordt het een geval: kleding, waar ga je met die meid naartoe?
De sandwichtheorie brengt ook dan uitkomst. Een wijde wollen sweater kan je bijvoorbeeld prima combineren met een getailleerde jeans met daaronder een massieve schoen, zoals een boot. De wollen sweater en boots vormen dan de sneeën brood en je getailleerde jeans het beleg.
Jouw lederen handschoenen heb je te danken aan déze man, de 'papa' van Naomi CampbellLees ook