Amerika-correspondent Maral Noshad Sharifi (34) vluchtte als vierjarige met haar moeder uit Iran. In de roman Citroeninkt beschrijft ze hun vlucht en de beginjaren in Nederland.
“Ik heb veel aan de kleine Maral gedacht.”
Amerika-correspondent Maral Noshad Sharifi (34) vluchtte als vierjarige met haar moeder uit Iran. In de roman Citroeninkt beschrijft ze hun vlucht en de beginjaren in Nederland.
“Ik heb veel aan de kleine Maral gedacht.”
Als hoofdpersoon Talar in de klas vertelt dat haar ouders veel ruziemaken, roept de meester haar bij zich. Moet hij niet eens met haar ouders praten? Maar Talar wil vooral niet dat ze nóg verdrietiger worden. “Heb je wel eens van citroeninkt gehoord?”, vraagt hij. Door wattenstaafjes in citroensap te dopen, kun je opschrijven wat je dwarszit zonder dat iemand het ziet, legt hij uit. Behalve als je het onder het licht houdt. “Het zijn jouw geheime boodschappen. En als je het toch fijn vindt dat iemand het leest […] dan kan je het alsnog laten zien.”
Noshad Sharifi: “Mijn ouders dachten vroeger dat ze hun levensverhaal met citroeninkt op hun gezicht hadden getekend. Ze dachten: als we onze kinderen niet vertellen wat er allemaal met ons gebeurd is, zien ze ook niet dat we verdrietig zijn. Terwijl ik dat natuurlijk de hele tijd zag. Ik kon hun pijn zien alsof het met een scherpe pen was op hun huid was geschreven.”
Inmiddels woont Noshad Sharifi als Amerika-correspondent van de Volkskrant in Brooklyn. Maar dertig jaar geleden vluchtte ze met haar moeder, die destijds zwanger was van haar broertje, vanuit Iran naar Nederland. Haar vader reist hen later achterna, maar al snel volgt er een scheiding. Citroeninkt beschrijft de vlucht en de vroege jaren in Nederland door de ogen van Talar – de jonge Noshad Sharifi zelf. Ook reconstrueert ze haar familiegeschiedenis. Het boek won vorige week de Opzij Literatuurprijs.
Wanneer besloot je dat je dit verhaal wilde opschrijven?
“Sinds ik journalist ben zit het idee voor een boek in mijn hoofd. Maar ik dacht altijd: hoe later, hoe beter. Ik wist dat ik in het verleden moest duiken en dat dat emotioneel zou worden. Dus schoof ik het steeds voor me uit.
Totdat ik tijdens covid iets meer vrije tijd kreeg. Mijn moeder was net ziek geweest – ze had een hersentumor en was daardoor even haar geheugen kwijt. Daardoor besefte ik dat ik niet eeuwig de tijd had om haar hierover te spreken.”
Je hebt voor een autobiografische roman gekozen. Waarom niet voor non-fictie?
“Als ik dat had gedaan, had ik naar Iran moeten gaan om mensen te interviewen en écht onderzoek te doen. Anders kon ik niet over het leven van mijn ouders schrijven. Dan was het ook weer een journalistiek project geworden, terwijl ik juist een andere, creatievere kant op wilde gaan.
Ongeveer acht jaar geleden zei ik tegen mijn moeder: ‘Ik heb allemaal herinneringen uit mijn kindertijd, van toen we op de vlucht waren. Maar ik weet niet of ik ze gedroomd heb of dat het echt is gebeurd.’ Ik vertelde over hoe we in de gevangenis onze tanden moesten poetsen met onze vingers. Mijn moeder zei: ‘Wow. Bizar dat je dat allemaal nog weet.’
Tegelijkertijd blijft het iets wat dertig jaar geleden gebeurd is. Sommige dingen kloppen wel, andere waarschijnlijk niet. Maar ik heb geen niet-bestaande realiteit willen neerzetten. Alle elementen van het boek vormen samen een wereld die echt is, omdat dit is hoe ik het heb beleefd.”
Als lezer kom je heel dicht bij de ervaring van een kind. Het is bijzonder hoe jij dat als volwassene nog kunt opschrijven.
“Ik heb veel aan de kleine Maral gedacht, aan alles wat ze meemaakte en in haar dagboeken opschreef. En dat toontje van haar. De vragen die ze had, de dingen ze niet begreep. Hoewel het dertig jaar geleden is, voelt het niet eens zo ver weg. Misschien omdat ik nog steeds dezelfde nieuwsgierigheid heb die ik als kind had – ook omdat ik dat in mijn werk zo goed kwijt kan.”
Als je in het boek met je broer belt, beschrijf je hoe een vreemdeling heeft bepaald dat jullie Nederlands met elkaar spreken. Is dat voor jou kenmerkend aan het vluchten – dat je je lot niet meer in eigen hand hebt?
“Absoluut. In dit geval was het een smokkelaar die Nederland aanraadde omdat we in Oostenrijk geen asiel kregen. Maar als we daarheen waren gegaan, was dat ook alleen omdat mijn vaders zus daar woonde. Verder wisten we niets over die plek of samenleving. Veel mensen denken dat vluchtelingen de sociale voorzieningen van alle West-Europese landen afgaan en de meest gunstige optie aankruisen. Maar het maakt de meeste vluchtelingen helemaal niet uit waar ze belanden. Ze willen gewoon weg.
Nu spreek ik Nederlands en werk ik voor een Nederlandse krant vanuit New York. Dat voelt heel random, en ik denk dat vluchtelingen over de hele wereld dat gevoel wel delen.”
Vanuit Teheran komen jullie terecht in Moerkapelle. Vooral voor je moeder moet dat een enorme overgang zijn geweest.
“Als kind was ik me er niet bewust van dat er überhaupt landen, steden, dorpen en verschillende gemeenschappen waren. Ik dacht dat iedereen in Iran werd geboren en op een gegeven moment naar Nederland vluchtte. Daar kwam je in een azc terecht en uiteindelijk kreeg je een huis in Moerkapelle. Ik wist niet dat ons leven anders was dan dat van anderen, ik had veel tijd nodig om te begrijpen dat mijn klasgenoten in Moerkapelle waren geboren en nooit in Iran waren geweest. Pas toen ik wist dat wij de uitzondering waren, besefte ik: we lijken eigenlijk ook niet op elkaar.
Voor mijn moeder was het een grote schok. Tegelijkertijd was het ook fijn dat we in een dorp kwamen waar mensen met elkaar bezig waren. Dat hadden we toen nodig. We hadden een oma die op ons paste en fijne buren bij wie we ons veilig voelden. Mijn moeder vond dat belangrijk, omdat ze steeds dacht:wat als mij iets overkomt? Wat gebeurt er dan met jullie? Als we in een grote stad waren beland, hadden we ons misschien wel wat eerder thuis gevoeld, maar mensen hadden ook minder naar ons omgekeken.”
Als je ouder wordt, lijken mensen vaker te benoemen dat je ‘anders’ bent, zoals de vader van een vriendje die nare opmerkingen maakt.
“Ik denk dat ik met de leeftijd beter begreep dat ik daar helemaal niets aan kon doen. Toen ik jonger was, overheerste het idee dat Nederlanders moeite hadden met migranten die zich op een bepaalde manier gedroegen. Dus dacht ik: zolang ik me niet zo gedraag, is het goed. Maar mensen bleken dan nog steeds ideeën over mij te hebben die helemaal niet klopten.
Ik weet nog dat een collega mij aan haar zoon voorstelde. Ze zei: ‘Maral komt uit een strenge familie.’ Ik dacht: waar heb je het over? Hebben we het daar ooit over gehad? Mensen vormen zelf een beeld van wie je bent, het maakt daarbij niet uit hoe ik me gedraag. Ik ben geen wit blad papier dat ik zelf mag invullen, anderen hebben het al voor me ingekleurd. Dat besef is heel pijnlijk.”
Laurens Verhagen over het verlies van zijn gehandicapte zoon: 'Dat we er niet bij waren, blijft traumatisch'Lees ookAls ze Iran ontvluchten, neemt Noshad Sharifi een nieuwe Barbiepop mee. Haar moeder zegt dat ze er pas mee mag spelen als ze in het azc zijn. Later wordt dat zodra ze een huis hebben, en daarna moet de doos dichtblijven tot haar vader en oma in Nederland zijn. “Veel later, toen ik er eigenlijk al te oud voor was, kreeg ik ruzie met mijn moeder en slingerde ik dit verwijt naar haar hoofd. Ze legde toen uit dat die Barbie het enige waardevolle was wat we hadden en dat die eventueel verkocht kon worden als dat nodig zou zijn.”
Je schrijft dat je na het horen van de geschiedenis van je ouders begrijpt dat je ‘van een half mens nooit een heel mens zou kunnen maken’.
“Ik dacht altijd dat ik het leven van mijn ouders makkelijker kon maken als ik veel voor hen deed. Maar ik weet dat het niet zo werkt. Als ik dus iets tegen mijn kleine zelf kon zeggen, zou het zijn: ‘Meid, doe even relaxed. Je hebt geen invloed op de gesteldheid van je ouders.’
Ik denk dat mijn ouders niet meer helemaal gelukkig worden. Het kan wel, maar ik zie het ze niet doen. Het was hun wens om ons in veiligheid te brengen. Wat ze daarvoor op moesten offeren maakte ze niet uit. Een deel van hen is toen gestorven, en ik denk niet dat dat nog tot leven komt. Ik kan me daar tegenwoordig wat makkelijker bij neerleggen.”
Je ouders waren bang voor de Iraanse geheime dienst, waardoor je niets persoonlijks over jezelf mocht vertellen. Heeft dat invloed op je gehad?
“Juist omdat ik vroeger niets mocht zeggen, heb ik een hekel aan geheimzinnigheid. Ik ben extreem open, vertel alles aan iedereen, of ze het nu willen weten of niet. Ik heb honderden mensen geïnterviewd, soms over heel intieme dingen. Daar word ik gelukkig van. Ik heb een aversie tegen geslotenheid, ook bij vrienden. Als je met mij hangt en je plast met de deur op slot, hoef ik je nooit meer te zien.”
De moeder zegt in het boek: ‘Eén ding kan ik je beloven, nu is alles moeilijker, maar later zal alles voor jou makkelijker zijn dan voor de rest.’ Had ze daar gelijk in?
“Ja, ik denk dat ik wel wat meer handvatten heb om met tegenslagen om te gaan doordat ik een moeilijke start had. In mijn twintiger jaren merkte ik dat vrienden tegen onzekerheden aanliepen waar ik nauwelijks last van heb gehad. Doordat ik niet altijd op mijn ouders kon leunen, leunde ik op mezelf. Zo heb ik een sterke band met mezelf opgebouwd. Als ik iets wil, weet ik dat ik het kan. En als het niet lukt is dat ook goed. Angst en schaamte ken ik bijna niet. Tegelijkertijd zou ik mijn eigen kind toch wel iets meer willen ondersteunen dan dat mijn ouders gedaan hebben.”
Hebben jullie het daarover gehad sinds je volwassen bent?
“Zeker, en het boek heeft ook tot gesprekken geleid. Mijn moeder heeft veel dingen later pas beseft. Ze was, net als veel migrantenouders, vooral bezig met financiële stabiliteit. Een baan zoeken, een huis vinden en de kinderen naar een goede opleiding. Ze was minder bezig met wat er in het hoofd en in het hart gebeurde. Tuurlijk had ik het fijn gevonden als ze daar wat meer mee bezig was geweest, maar tegelijkertijd snap ik ook dat dat niet zo was.
Ik denk dat mijn ouders emotioneel overbelast waren door alles wat ze hadden meegemaakt. Ik begrijp dat je dan denkt: het enige wat ik kan doen is heel hard werken en genoeg geld verdienen. Natuurlijk mist je kind dan bepaalde dingen, maar kinderen hoeven ook niet alles van hun ouders mee te krijgen. Ik ben op jonge leeftijd in therapie gegaan, waardoor ik veel dingen die ik mistte zelf alweer heb aangevuld. Dit boek heeft daar ook bij geholpen. Er zijn veel verschillende manieren om hetgeen dat je tekort bent gekomen terug te krijgen. Je moet alleen uitvinden wat voor jou werkt, en dat kan een levenslange zoektocht zijn.”
‘Citroeninkt’ van Maral Noshad Sharifi is nu verkrijgbaar.
Caroline O'Donoghue: 'Soms diagnosticeren we mannen liever als psychopaten dan mensen'Lees ook