Zodra je ergens binnenkomt, moet je meteen je jas uit doen. Houd je ‘m aan, dan heb je buiten niets meer om je warm te houden. Zégt men. Maar klopt dat wel?
Hein Daanen, hoogleraar thermofysiologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam, geeft het verlossende antwoord.
Je hebt het ongetwijfeld weleens iemand horen zeggen: “Niet je jas binnen aanhouden, anders krijg je het buiten koud.” Een uitspraak die we eigenlijk altijd voor waarheid aannemen. Maar volgens hoogleraar thermofysiologie Hein Daanen ligt het toch net even anders. Sterker nog: “Het werkt juist andersom.”
Hoe dat zit? “Kleding vertraagt de warmte-afgifte. Dus als je warm bent, blijft dankzij je kleding die warmte behouden.” Met andere woorden: houd je binnen je jas aan, dan blijft de lichaamswarmte beter behouden en krijg je het buiten minder snel koud. Andersom werkt het echter ook: “Ben je koud, dan heeft het minder effect. Met koude handen doen bijvoorbeeld handschoenen niet veel. Pas als je warm bent, zorgt kleding ervoor dat die warmte behouden blijft.”
Je doet er volgens de hoogleraar dus verstandig aan die jas binnen wél alvast aan te trekken. “Het is namelijk slim om kleding aan te trekken als je al warm bent, niet pas wanneer je het koud gaat krijgen. Dan ben je al te laat.”
Die jas binnen aanhouden, kan dus makkelijk – Daanen raadt het zelfs aan. Maar: “Let er wel op dat je binnen niet gaat zweten met je jas aan wanneer het té warm wordt. Dan gaat het echt mis. Als je nat wordt van het zweet en dat verdampt, dan koel je pas echt af.”
Het is koud en daarom: 12x hier eet je de beste kaasfondue
