Een jaar geleden stort het leven van Bregje Zijlstra in. In twee maanden tijd raakt ze naast haar grote liefde ook haar ouders kwijt.
“Wat kan mij nou nog overkomen?” vraagt ze zich af.
Een jaar geleden stort het leven van Bregje Zijlstra in. In twee maanden tijd raakt ze naast haar grote liefde ook haar ouders kwijt.
“Wat kan mij nou nog overkomen?” vraagt ze zich af.
“Iets langer dan een jaar geleden dacht ik nog dat alles goed zou komen, dat er een lang en gelukkig leven voor ons lag. Onze trouwdatum kwam steeds dichterbij, die zouden we toch zeker halen. Dat dachten de artsen ook. Die waren eerst nog in de veronderstelling dat Marc corona had. De klachten kwamen overeen: mijn Marc, altijd topfit, had het ineens benauwd en weinig energie. Hij kwam op de gesloten corona-afdeling terecht. Dag in dag uit werd hij getest. De uitslag bleef negatief. Na vijf dagen werd er dan eindelijk een scan gemaakt. Uitslag: uitgezaaide kanker.
Het zat in zijn long, een wervel en zijn heup en tóch bleven we positief. We lieten ons niet zomaar uit het veld slaan, zo staken we niet in elkaar. Marc doorliep de behandeling zoals ik van ‘m gewend was: fluitend. Ik hoefde het niet in mijn hoofd te halen hem te brengen: naar de bestraling reed hij zelf wel. Voor mijn gevoel zag hij er ook gewoon nog goed uit. Alleen wat bleek, omdat hij niet in de zon mocht.
Misschien staken we onze kop in het zand, maar de vooruitzichten wáren goed. De tumoren slonken. Dat hij te weinig witte bloedcellen had voor een volgende chemokuur? Dat zou met immuuntherapie goed komen. Drie weken later was hij dood. Door een zeldzame allergische reactie kreeg hij een bloedvergiftiging, daarna zwollen zijn hals en tong op. Eten, drinken of praten ging niet meer.
Op de ic probeerden ze de reactie te stoppen, maar hij kwam in een toxische shock terecht. Het liefst wilde ik dag en nacht bij hem zijn, maar door de coronamaatregelen moest ik het doen met één bezoekuur per dag. Mijn grote liefde zag ik wegglijden en ik kon niets doen. Toen de beademing werd gestopt, bleef ik verslagen achter.
Marc was mijn grote en allereerste liefde. Ik voelde de kriebels al toen ik 15 was en met hem samenwerkte in een hotel. Het was een verboden liefde: hij was 28, het kon gewoon niet. Het bleef bij stiekem briefjes uitwisselen, een keer zoenen in de lift. En toch verdween hij nooit helemaal uit mijn gedachten.
Tien jaar later vond ik hem terug via Hyves om daarna huis, haard en partner achter te laten. Het gevoel was te sterk: deze keer wilden we het echt proberen samen. We hadden geen alledaags leven; we woonden op Bonaire, in Zambia en Duitsland. Het huwelijk zou onze liefde na al die jaren officieel bezegelen. Zijn dood voelde zo oneerlijk.
Tijd om te rouwen kreeg ik niet. Mijn moeder overleed exact een maand later in het verpleeghuis. Ze stopte met eten en drinken, nadat mijn vader niet meer op bezoek kwam. Dat deed hij iedere dag, voordat hij zelf met een lekkende hartklep in het ziekenhuis terechtkwam. Van haar hoefde het zo niet, alleen in het verpleeghuis dat ze al zo vreselijk vond. Ze snapte het ook niet: door hersenschade na een hersenbloeding – een paar jaar geleden – was er nog maar weinig over van de wereldwijze vrouw die ze was. In die zin had ik al afscheid genomen van mijn moeder.
De begrafenis kwam op mijn schouders terecht. Ik deed wat ik moest doen: de bloemen, de toespraak. Ik droeg de jeans van mijn moeder die zij vijftig jaar geleden droeg, en wist zeker dat ze dat prachtig had gevonden. Ik dacht niet aan het verdriet, maar dat ik de dag zonder kleerscheuren moest doorkomen. In mijn hoofd klonk de stem van Marc die zei dat het wel goed zou komen. Ik ging in de overlevingsstand om er niet meer uit komen.
Het graf was nauwelijks dicht of het moest alweer open voor mijn vader. Een maand na mijn moeders overlijden stierf hij aan complicaties in het ziekenhuis. Inmiddels wist ik wat er van me verwacht werd: de dienst voelde als een herhaling van zetten. Ik regelde de bloemen, hield een toespraak… maar voelde er niets meer bij. Ik weet dat ik er fysiek bij aanwezig was, maar mentaal heb ik deze derde uitvaart niet meer meegemaakt. Ik had de grens bereikt van hoeveel een mens kan hebben, voelde me geamputeerd.
Het is nu meer dan een jaar geleden, het zwaarste uit mijn leven. Zeker in het begin was het verleidelijk om gewoon in bed te blijven liggen, maar ik weet dat Marc dat niet had gewild. Dus ging ik door. Er kwamen eerste keren: alleen op reis, voor het eerst bungeejumpen, een eigen boek schrijven. Dat had ik vroeger nooit gedurfd, maar nu denk ik bij alles fuck it! Ik leef vandaag, dus ik moet nú het leven ten volste vieren. Morgen kan het zomaar overhoop liggen of voorbij zijn. Ik doe niet meer aan angst: wat kan mij nou nog gebeuren? Het ergste heb ik allang gehad.”
Vanessa (39) werd jong weduwe en bleef achter met 4 kinderen: 'Het is overleven'Lees ook