“Pff”, zegt Edith. “Waar heb je zin in?”, doelend op het feit dat ik tersluiks mijn telefoon in de gaten houd. Ik heb WJ ge-app’t en nog niks teruggehoord.
‘Huidhonger? Ik zie dan een school piranha’s voor me, die hebben huidhonger’
“Dit is nu precies de reden waarom ik zó geen zin meer heb in daten. Je wordt alleen maar nerveus van zo’n vent.” Dat klopt. Ik begrijp het zelf ook niet. Het is zenuwslopend.
Dan licht mijn telefoon op. ‘Hi schat, ja alles goed hier. Morgenavond even bellen?’ Ja fijn, en ik ben weer gerust. Verliefd zijn tijdens een pandemie, terwijl het onderwerp van je liefde in de brandhaard zit, is niet bevorderlijk voor de gemoedsrust. Ondertussen blijven onze telefoongesprekken even lief en lang. Maar toch heb ik het gevoel minder intiem.
Ik zie ook kleine verschillen in de ochtend-apps. Was het altijd ‘buongiorno bella’ met een hartje erachter, is ‘bella’ nu afwezig. En in de loop van de weken verandert het hartje ook in een zonnetje, een roosje of een smiley. Het zijn van die kleine dingen.
Tijdens één van onze gesprekken probeer ik duidelijkheid te krijgen. Ik wil niet ‘ik mis je’ zeggen, dus zeg ik: “Ik mis de intimiteit van onze gesprekken. We praten anders nu. Het blijft allemaal aan de oppervlakte.”
“Ja, daar heb je gelijk in, maar dat brengt de omstandigheid met zich mee”, antwoordt hij.
“Juist nu zou je dan toch de intimiteit opzoeken?”, probeer ik. “Je zit de hele dag in je eentje. Mis je me niet? Verlang je niet naar me?”
“Natuurlijk wel”, zegt hij. “Maar ik kan en wil niet toegeven aan dat gevoel. Ik kan hier geen kant op. De vuilnisbak buiten zetten is zo’n beetje het hoogtepunt van de dag. Als ik me verlies in het gevoel dat ik je mis en je wil zien en aanraken, word ik gek. Daar doe ik mezelf helemaal geen plezier mee. Pas als ik mijn ticket naar Nederland heb geboekt, laat ik al die gevoelens weer toe en pakken we het op waar we zijn gebleven.”
Ik doe juist het tegenovergestelde. Ik fantaseer over zijn terugkomst. Over hoe het zal zijn. Ik fantaseer erover om naar Italië te gaan, sex te hebben. Zijn aankomst op Schiphol beleef ik keer op keer. Ik fantaseer er lustig op los. Dat houdt míj juist op de been.
Ik begrijp überhaupt niet hoe je een gevoel kunt onderdrukken. Maar waarschijnlijk heb ik weinig ruggengraat als het om emoties gaat.
Ondertussen krijg ik geregeld meldingen van Tinder: ‘iemand heeft een superlike voor je gebruikt.’ Maar ik heb zo geen zin om weer in die Tindertombola te grabbelen. Want uiteindelijk ben ik in de afgelopen maanden dat ik er op zit maar twee leuke mannen tegen gekomen, Deniz en WJ. Verder zaten er toch vooral rare snoeshanen op.
Toch, uit pure verveling, open ik het af en toe. Grapjassen met mondkapjes, gasmaskers – hoe lollig – en uitnodigingen voor een boswandeling op afstand. En dan verschijnt er opeens een heel nieuw woord in de Tinderprofielen: huidhonger. WTF? Huidhonger? Ik krijg daar zulke rare associaties bij. Wie verzint zo’n woord? Ik zie dan een school piranha’s voor me. Díe hebben huidhonger en die wil je echt niet tegenkomen in je vrije tijd. Een vent met huidhonger. Gadverdegadver. Of is dit weer een eufemisme voor: ik ben horny as hell? Wat het ook moge zijn, ik bedank voor de eer. En mijn matchbox blijft leeg.
’s Avonds belt mijn mediamieke vriendin Marion. “Hoe gaat het met je Italiaanse liefde?”, vraagt ze. Ik vertel haar wat hij heeft gezegd, over het niet toelaten van gevoelens, oppakken als hij zijn ticket heeft en blabla. “Nou dat is mooi’, antwoordt ze rustig. “Maar als hij niet reageert zoals jij wil, zo snel mogelijk loslaten hoor. Geen energie insteken.”
En uiteraard neem ik haar waarschuwing niet ter harte…
Lees hier Sophies vorige column:
‘Ik ben nu eenmaal een emotionele zot, daar kan ik deze man niet mee opzadelen’