“Als het te dichtbij komt, sla je… eh dicht?” De therapeut legt het ene been over het andere voordat hij verder gaat. “Nee”, zeg ik. “Ik heb eerder de neiging te vluchten.” “Ja”, knikt de man. “Bindingsangst, dus.” “Wil je weer naar mijn jeugd?”, zucht ik. “Nee. Ik wil naar je vroegere liefdesleven.” “Oh”, zeg ik. “Dat is simpel. Ik weet dondersgoed wie dat allemaal getriggerd heeft.”
Hij was het nautische type. Niet zo’n D66’er met bootschoen en Gaastra-jas, die z’n sloep alleen in het weekend gebruikt. Nee, Sjors was een échte vent. Een buitenman, een hardcore schipper. Zijn boot was zijn huis en ik vond dat woest aantrekkelijk. Hij was groot en sterk, mét een stoppelbaard. Zijn slapen waren toen al grijzig (ik was ergens in de twintig, hij net over de veertig) en hij had een verweerde, gelooide huid. De sterke drank was zelden buiten zijn handbereik. Kapitein Iglo vlak voor zijn midlifecrisis, dat idee.