Ik hecht me bewust, soms onbewust, aan anonieme voorbijgangers. Je weet wel: de dagelijkse figuranten die na verloop van tijd bekend voelen omdat ze onderdeel van je routine zijn.
Stille getuigen noem ik ze, zoals de nonno’s die voor de bar zaten toen ik als vijfjarige Hollandse kaaskop in een Italiaans bergdorp woonde. Ik zwaaide naar de opa’s als ik tussen de middag van school naar huis liep. In de hoogzomer kreeg ik soms een ijsje van ze. Geen idee waar ze woonden of hoe ze heetten.